Translation of "Mag" in Polish

- Je mag gaan.
- U mag gaan.

Możesz iść.

- Mag ik rondkijken?
- Mag ik even rondkijken?

Czy mogę się rozejrzeć?

- Mag ik je telefoonnummer?
- Mag ik je nummer?

Czy ja mogę mieć twój numer telefonowy?

- Je mag nu binnenkomen.
- Nu mag je binnenkomen.

Możesz teraz wejść.

Jij mag beslissen.

Okej, więc decydujcie.

Mag dat wel?

Umiesz tak?

Mag ik gaan?

Mogę iść?

Je mag blijven.

Możesz zostać.

Mag ik binnenkomen?

- Czy mogę wejść?
- Czy można wejść?
- Mogę wejść?

Iedereen mag bijdragen.

Każdy może współpracować.

Mag ik pinnen?

Czy mogę zapłacić kartą kredytową?

Mag ik blijven?

Czy mogę zostać?

- Mag ik de televisie aanzetten?
- Mag de tv aan?

Czy można włączyć telewizor?

- Je mag gaan.
- Je kunt beginnen.
- Je mag vertrekken.

Możesz ruszać.

- Mag ik uw pen gebruiken?
- Mag ik jouw pen gebruiken?
- Mag ik jullie pen gebruiken?

Czy mogę użyć twojego długopisu?

- Mag ik uw auto lenen?
- Mag ik je auto lenen?
- Mag ik jullie auto lenen?

Czy mogę pożyczyć twój samochód?

- Mag ik mijn punt slijpen?
- Mag ik mijn potlood scherpen?

Mogę naostrzyć ołówek?

- Mag ik jouw woordenboek lenen?
- Mag ik uw woordenboek lenen?

Mogę pożyczyć pana słownik?

- Mag ik je telefoon gebruiken?
- Mag ik jouw telefoon gebruiken?

Mogę skorzystać z twojego telefonu?

- Mag ik die sinaasappel eten?
- Mag ik die appelsien opeten?

Mogę zjeść tę pomarańczę?

Mag ik je betalen?

Mogę zapłacić?

Mag ik vragen waarom?

Mogę spytać dlaczego?

Mag ik je knuffelen?

Czy to w porządku, jeśli cię przytulę?

Mag ik je telefoonnummer?

Podaj mi swój numer telefonu.

Mag ik nu gaan?

Czy ja teraz mogę iść?

Mag ik je helpen?

Czy mogę ci pomóc?

Mag ik hier zitten?

Mogę tu usiąść?

Ik mag hem niet.

Nie lubię go.

Mag ik u onderbreken?

Mogę przerwać?

Mag ik iets zeggen?

Mogę coś powiedzieć?

Excuseer, mag ik door?

Przepraszam, mogę przejść?

Mag ik naar bed?

Mogę iść spać?

Mag ik mij voorstellen?

Czy mogę się przedstawić?

- Mag ik?
- Kan ik?

Mogę?

Mag ik even uitrusten?

Czy mogę trochę odpocząć?

- Kan ik overschakelen?
- Mag ik zappen?
- Mag ik het kanaal veranderen?
- Mag ik een ander kanaal zetten?

Mogę przełączyć?

- Iedereen mag dit woordenboek gebruiken.
- Iedereen mag van dit woordenboek gebruikmaken.

Każdy może używać tego słownika.

- Mag ik dit allemaal echt nemen?
- Mag ik dit allemaal echt krijgen?
- Mag ik die echt allemaal hebben?

Naprawdę mogę wziąć te wszystkie?

- Mag ik het aanraken?
- Kan ik het aanraken?
- Mag ik dit aanraken?

Mogę tego dotknąć?

- Mag ik vragen hoe u heet?
- Mag ik vragen hoe je heet?

Czy mogę zapytać o twoje imię?

Mag ik jouw potlood gebruiken?

Czy mogę użyć twojego ołówka?

Mag ik jouw radio lenen?

Czy mogę pożyczyć twoje radio?

Mag ik het hier neerzetten?

Mogę położyć to tutaj?

Mag ik mijn jas uittrekken?

Czy mogę zdjąć płaszcz?

Mag ik naar huis gaan?

Mogę iść do domu?

Je mag hier niet roken.

Nie masz prawa tu palić.

Mag ik een vraag stellen?

Mogę zadać pytanie?

Mag ik het eens passen?

Mogę przymierzyć?

Mag ik je iets vragen?

Czy mogę zadać ci pytanie?

Mag ik vandaag vroeg vertrekken?

Czy mogę dzisiaj wyjść wcześniej?

Mag ik deze sinaasappel eten?

Czy mogę zjeść tą pomarańczę?

Mag ik dit potlood gebruiken?

Czy mogę użyć tego ołówka?

Mag ik je fiets lenen?

Mogę pożyczyć twój rower?

Mag ik de televisie aanzetten?

Czy mogę włączyć telewizor?

Mag ik je mes lenen?

Czy mogę pożyczyć twój nóż?

Ik mag je heel graag.

Bardzo cię lubię.

Mag ik het raam opendoen?

Czy mógłbym otworzyć okno?

Mag ik buiten gaan wandelen?

Mogę wyjść na spacer?

Mag ik alsjeblieft de suiker?

Mogę prosić o cukier?

Mag ik jouw telefoon gebruiken?

Czy mogę użyć twojego telefonu?

Mag ik een kopje koffie?

Poproszę filiżankę kawy.

Mag ik een blikje openen?

Mogę otworzyć puszkę?

- Mag ik even?
- Stoor ik?

- Masz coś przeciwko?
- Nie masz nic przeciwko?
- Nie przeszkadza ci to?
- Czy ci to przeszkadza?
- Przejmujesz się tym?

Mag ik jouw hand vasthouden?

Mogę trzymać cię za rękę?

Mag ik dat boek lenen?

Czy mogę pożyczyć tę książkę?

Mag ik je iets tonen?

Mogę ci coś pokazać?

Mag ik je telefoon gebruiken?

Czy mogę skorzystać z telefonu?

Mag ik dit brood eten?

Czy mogę zjeść ten chleb?

- Je mag hier roken.
- Jullie mogen hier roken.
- U mag hier roken.
- Hier kan je roken.
- Hier mag je roken.

Tu wolno palić.

- Mag ik je vragen wie je bent?
- Mag ik vragen wie je bent?

Czy mogę spytać, kim jesteś?

- Mag ik een foto van je maken?
- Mag ik een foto van u maken?

Czy mogę zrobić ci zdjęcie?

- Mag ik u om een gunst vragen?
- Mag ik je om een gunst vragen?

Czy mogę cię prosić o przysługę?

Dit mag ze niet laten schieten.

Takiej okazji nie można przegapić.

Je mag gaan zwemmen of vissen.

Możesz iść pływać albo na ryby.

Mag ik uw paspoort even zien?

Czy mogę zobaczyć pana paszport?

Je mag kiezen welke je wilt

Wybierz którykolwiek ci się podoba.

"Mag ik je telefoon gebruiken?" "Uiteraard."

- Mogę skorzystać z twego telefonu? - Oczywiście, że możesz.

Mag ik de tv zachter zetten?

Czy mogę ściszyć telewizor?

- Hij kan komen.
- Hij mag komen.

Może przyjść.

Mag ik je een drankje aanbieden?

Zapraszam cię na drinka.

- Kan ik binnenkomen?
- Mag ik binnenkomen?

- Czy mogę wejść do środka?
- Czy mogę wejść?
- Czy można wejść?
- Mogę wejść?

Mag ik naar de wc gaan?

Czy mogę iść do toalety?

Mag ik vragen hoe u heet?

Jak pańska godność?

Mag ik me bij u aansluiten?

- Czy mogę się do was przyłączyć?
- Czy mogę się do ciebie przyłączyć?

Je mag nu naar huis gaan.

Teraz możesz iść do domu.