Translation of "Chocolade" in Polish

- Je hield van chocolade.
- U hield van chocolade.
- Jullie hielden van chocolade.

Uwielbiałeś czekoladę.

- Hou je van chocolade?
- Houdt u van chocolade?
- Houden jullie van chocolade?

Lubisz czekoladę?

Ze eten chocolade.

Jedzą czekoladę.

- Ik lust geen chocolade.
- Ik hou niet van chocolade.

Nie lubię czekolady.

Ann houdt van chocolade.

Ann kocha czekoladę.

Ik hou van chocolade.

Lubię czekoladę.

Ik hou niet van chocolade.

Nie lubię czekolady.

Chocolade wordt gemaakt van cacaobonen.

Czekoladę robi się z ziaren kakao.

Wie wil er warme chocolade?

Kto chce gorącą czekoladę?

Ann heeft een zwak voor chocolade.

Ann ma słabość do czekolady.

Wat?! Je hebt mijn chocolade beer opgegeten?!

Co?! Zjadłeś mojego czekoladowego misia?!

- Tom is gek op chocola.
- Tom houdt van chocolade.

Tom uwielbia czekoladę.

Kom naar Transkarpatië, we zullen blij zijn u te ontvangen, we zullen u onthalen met zelfgestookte wodka en varkensvet in chocolade!

Przyjeżdżajcie w Zakarpacie, będziemy Wam radzi, poczęstujem samogonem, sadłem w czekoladzie.