Translation of "Tennis" in Japanese

0.007 sec.

Examples of using "Tennis" in a sentence and their japanese translations:

- Ik speel tennis.
- Ik tennis.

私はテニスをします。

- Speel je geen tennis?
- Speelt u geen tennis?
- Spelen jullie geen tennis?

君はテニスをしないのですか。

- Vind je tennis leuk?
- Vindt u tennis leuk?
- Houden jullie van tennis?

テニスは好きですか。

- Vind je tennis leuk?
- Vindt u tennis leuk?

テニスは好きですか。

Kenji speelt tennis.

賢治君はテニスをします。

Hij speelde tennis.

彼はテニスをした。

Speel je tennis?

- テニスをやりますか。
- テニスをしますか。
- テニスができますか。
- テニスはするの?

Speelde je tennis?

あなたはテニスをしましたか。

- Deze namiddag speel ik tennis.
- Vanmiddag speel ik tennis.

私は今日の午後テニスをします。

- Wanneer speel je tennis?
- Wanneer speelt u tennis?
- Wanneer spelen jullie tennis?
- Wanneer tennist u?
- Wanneer tennis je?
- Wanneer tennissen jullie?

- いつテニスをしますか。
- いつあなたはテニスをしますか。

- Ze speelt iedere dag tennis.
- Iedere dag speelt ze tennis.

彼女は毎日テニスをする。

- Ze speelt heel goed tennis.
- Zij speelt heel goed tennis.

彼女はテニスがとてもうまい。

Tennis spelen is gemakkelijk.

テニスをすることはやさしい。

Tennis is mijn lievelingssport.

テニスは私の好きなスポーツです。

"Speelt zij tennis?" "Ja."

「彼女はテニスをしますか」「はい、します」

Ik hou van tennis.

- 私はテニスが好き。
- テニスが好きです。

Akira speelt goed tennis.

明はテニスが上手だ。

Vindt u tennis leuk?

テニスは好きですか。

Nancy speelt geen tennis.

ナンシーはテニスをしません。

Ik speel goed tennis.

私はテニスが得意だ。

Ik ga tennis spelen.

私はテニスをする予定です。

Vind je tennis leuk?

テニスは好きですか。

- Ik speel soms tennis met haar.
- Ik tennis soms met haar.

私は時々彼女とテニスをする。

Akira kan goed tennis spelen.

アキラは上手にテニスができます。

Ik zou graag tennis spelen.

テニスがしたいのですが。

Zij speelde elke zondag tennis.

彼女は毎週日曜日にテニスをすることにしていました。

Tennis is makkelijk voor mij.

テニスをすることは私には簡単だ。

Ben jij goed in tennis?

- あなたはテニスが上手ですか。
- テニスは得意?

Ze speelt elke zondag tennis.

彼女は毎週日曜日テニスをする。

Ze is goed in tennis.

- 彼女はテニスをするのが上手です。
- 彼女はテニスが上手です。

Ze speelt heel goed tennis.

彼女はテニスがとてもうまい。

Ze speelden hier altijd tennis.

彼らはいつもここでテニスをやりました。

Nee, maar ik speel tennis.

いいえ、でもテニスはやりますよ。

Ik hou erg van tennis.

ぼくは、テニスが大好きです。

Ik speel tennis na school.

私は放課後テニスをします。

Hij speelt zeer goed tennis.

彼はテニスが上手にプレイできる。

Deze namiddag speel ik tennis.

私は今日の午後テニスをします。

Ann speelt heel goed tennis.

アンはテニスがとても上手だ。

Tennis is mijn favoriete sport.

私は全てのスポーツの中でテニスが一番好きです。

Morgen gaat hij tennis spelen.

彼は明日テニスをするでしょう。

Ik tennis af en toe.

私は時々テニスをします。

Jane speelde geen tennis, nietwaar?

ジェーンはテニスをしませんでしたね。

Ellen speelt ook graag tennis.

エレンもテニスをするのが好きです。

- Ik speelde tennis.
- Ik tenniste.

私はテニスをしました。

Moeder doet nu aan tennis.

母は今テニスに熱中している。

- Mijn moeder was vroeger dol op tennis.
- Mijn moeder hield vroeger van tennis.

母はかつてテニスに夢中だった。

Yumi zal geen tennis spelen, toch?

由美はテニスをしないでしょう。

Laten we na schooltijd tennis spelen.

放課後にテニスをしましょう。

Speelt ge tennis na de school?

放課後、テニスをしませんか。

Ze is best slecht in tennis.

彼女はかなりテニスが下手だ。

Ik speelde vaak tennis met hem.

私は彼とよくテニスをしたものです。

Ze speelt elke dag tennis na school.

彼女は毎日放課後テニスをします。

Hij heeft de hele dag tennis gespeeld.

彼は一日中テニスをした。

Ik ben niet zo goed in tennis.

- 僕はあまりテニスが上手ではない。
- テニスはあまり得意ではないです。

Ik ken het meisje dat tennis speelt.

私はテニスをしている女の子を知っています。

Ik heb tennis gespeeld met mijn broer.

私は兄とテニスをしました。

Hoe lang speel je iedere dag tennis?

あなたは毎日どれぐらいテニスをしますか。

- Waar speelt gij tennis?
- Waar tennissen jullie?

あなたはどこでテニスをしますか。

Ik kan niet zo goed tennis spelen.

僕はあまりテニスが上手ではない。

Sommige jongens spelen tennis en anderen spelen voetbal.

テニスをする少年もいれば、サッカーをする少年もいる。

Wat denk je van een partijtje tennis nu zaterdag?

今度の土曜日、テニスをしませんか。

Yumi gaat naar het park om tennis te spelen.

由美はテニスをしに公園へ行きます。