Translation of "Zusters" in Italian

- Het zijn zusters.
- Het zijn zussen.
- Ze zijn zusters.
- Zij zijn zusters.

- Sono sorelle.
- Loro sono sorelle.

Ik heb zusters.

Ho delle sorelle.

Het zijn zusters.

- Sono sorelle.
- Loro sono sorelle.

Roep je zusters.

Chiama le tue sorelle.

Ana heeft geen zusters.

Anne non ha sorelle.

Zij heeft twee zusters.

- Ha due sorelle.
- Lei ha due sorelle.

Ik heb acht broers en zusters.

Ho otto fratelli e sorelle.

- Zij heeft twee zusters.
- Ze heeft twee zussen.

- Ha due sorelle.
- Lei ha due sorelle.

Maar de Clary-zusters hielpen de vrede te bewaren.

ma le sorelle Clary aiutarono a mantenere la pace.

Ze heeft twee zusters. Allebei wonen ze in Kioto.

Ha due sorelle. Entrambe vivono a Kyoto.

Ze heeft twee zusters. Ze wonen allebei in Kioto.

- Ha due sorelle. Entrambe vivono a Kyoto.
- Lei ha due sorelle. Entrambe vivono a Kyoto.

Al mijn broers en zusters zijn groter dan ik.

Tutti i miei fratelli e sorelle sono più alti di me.

- Ik heb acht broers en zussen.
- Ik heb acht broers en zusters.

Ho otto fratelli e sorelle.