Translation of "Verkoopt" in German

- Ze verkoopt groente.
- Ze verkoopt groentes.
- Ze verkoopt groenten.

Sie verkauft Gemüse.

- Hij verkoopt groente.
- Hij verkoopt groenten.
- Hij verkoopt groentes.

Er verkauft Gemüse.

- Tom verkoopt groente.
- Tom verkoopt groenten.
- Tom verkoopt groentes.

Tom verkauft Gemüse.

Seks verkoopt.

Verführerisch angeboten, verkauft sich alles besser.

- Tom verkoopt zijn schaap.
- Tom verkoopt zijn schapen.

Tom verkauft seine Schafe.

Verkoopt u batterijen?

Verkaufen Sie Batterien?

Wat verkoopt u?

- Was verkaufen Sie?
- Was verkauft ihr?

Tom verkoopt kunstmest.

Tom verkauft Dünger.

Wie verkoopt dit?

Wer verkauft das?

Ze verkoopt eetwaren.

Sie verkauft Esswaren.

Hij verkoopt drankjes.

Er verkauft Getränke.

Hij verkoopt whisky.

Er verkauft Whisky.

Verkoopt u sportschoenen?

Verkaufen Sie Sportschuhe?

Hij verkoopt auto's.

Er verkauft Autos.

Hij verkoopt fruit.

Er verkauft Obst.

Zij verkoopt bloemen.

Sie verkauft Blumen.

Verkoopt u mineraalwater?

Verkaufen Sie Mineralwasser?

Zij verkoopt zeeschelpen.

Sie verkauft Muscheln.

Tom verkoopt fruit.

Tom verkauft Obst.

Tom verkoopt koffie.

Tom verkauft Kaffee.

Zij verkoopt fruit.

Sie verkauft Obst.

Tom verkoopt bloemen.

Tom verkauft Blumen.

Hij verkoopt groentes.

Er verkauft Gemüse.

Je verkoopt je ziel.

- Sie verkaufen Ihre Seele.
- Ihr verkauft eure Seele.
- Du verkaufst deine Seele.

Ze verkoopt een vintage-hoed.

Sie verkauft einen altmodischen Hut.

De winkel verkoopt allerlei waren.

Der Laden verkauft verschiedene Waren.

Tom verkoopt auto's in Boston.

Tom verkauft Autos in Boston.

Tom koopt en verkoopt auto's.

Tom kauft und verkauft Autos.

Ze verkoopt een oude hoed.

Sie verkauft einen altmodischen Hut.

De winkel verkoopt kranten en tijdschriften.

- Der Laden verkauft Zeitungen und Zeitschriften.
- Dieses Geschäft verkauft Zeitungen und Zeitschriften.

Verkoopt men nu al linksdraaiend mineraalwater?

Gibt es schon linksdrehendes Mineralwasser?

Deze winkel verkoopt kranten en tijdschriften.

Der Laden verkauft Zeitschriften und Magazine.

Ze verkoopt medicamenten in de apotheek.

Sie verkauft Medikamente in der Apotheke.

Deze supermarkt verkoopt alleen biologisch eten.

In diesem Lebensmittelladen gibt es nur Biokost.

Zij verkoopt zeeschelpen aan de kust.

Sie verkauft Meeresmuscheln am Meeresstrand.

- Hij verkoopt het zoals het is.
- Hij verkoopt het in de staat waarin het zich bevindt.

Er verkauft es so, wie es ist.

Voertuigen die de staat verkoopt, knappen wij op.

Fahrzeuge, die der Staat verschrotten will, reparieren wir.

De boer verkoopt zijn boerenbrood op de markt.

Der Bauer verkaufte sein Bauernbrot auf dem Markt.

- Verkoopt u wijn?
- Verkoop je wijn?
- Verkopen jullie wijn?

Verkaufen Sie Wein?

- Men verkoopt nu de zomerartikelen.
- De zomerartikelen zijn nu te koop.

Die Sommerartikel sind nun zu kaufen.

- Verkoop je deze lampen?
- Verkoopt u deze lampen?
- Verkopen jullie deze lampen?

Verkaufen Sie diese Lampen?