Translation of "Sinaasappel" in German

0.011 sec.

Examples of using "Sinaasappel" in a sentence and their german translations:

- Dat is een sinaasappel.
- Het is een sinaasappel.
- Dit is een sinaasappel.

- Dies ist eine Apfelsine.
- Das ist eine Apfelsine.

- Dat is een sinaasappel.
- Dit is een sinaasappel.

Das ist eine Apfelsine.

Pel de sinaasappel.

Schäl die Orange.

Geef me een sinaasappel.

Gib mir eine Apfelsine!

Het is een sinaasappel.

Das ist eine Apfelsine.

De sinaasappel is oranje.

- Die Orange ist orange.
- Die Apfelsine ist orange.

Deze sinaasappel is heerlijk.

Diese Orange ist köstlich.

Ik at een sinaasappel.

- Ich habe eine Orange gegessen.
- Ich habe eine Apfelsine gegessen.

Deze sinaasappel is zuur.

- Diese Orange ist sauer.
- Diese Apfelsine ist sauer.

Dat is een sinaasappel.

Das ist eine Apfelsine.

De vrouw eet een sinaasappel.

Die Frau isst eine Orange.

Deze sinaasappel is te zuur.

Diese Orange ist zu sauer.

Mag ik deze sinaasappel eten?

- Darf ich diese Orange essen?
- Darf ich diese Apfelsine essen?

Ik eet een oranje sinaasappel.

Ich esse eine orange Orange.

Mag ik die sinaasappel eten?

Darf ich die Apfelsine da essen?

Kan ik die sinaasappel eten?

Kann ich diese Orange essen?

- Er ligt een sinaasappel op de tafel.
- Er ligt een sinaasappel op tafel.

Auf dem Tisch liegt eine Orange.

Er ligt een sinaasappel op tafel.

Auf dem Tisch liegt eine Orange.

Het ziet eruit als een sinaasappel.

Es schaut wie eine Orange aus.

Er ligt geen sinaasappel op tafel.

Es liegt keine Orange auf dem Tisch.

Dat daar is ook geen sinaasappel.

Das dort ist auch keine Apfelsine.

Ik zal een sinaasappel voor je pellen.

Ich schäle eine Orange für dich.

Er ligt een sinaasappel op de tafel.

Auf dem Tisch liegt eine Apfelsine.

Ik heb een sinaasappel en een appel.

Ich habe eine Orange und einen Apfel.

De aardbol heeft dezelfde vorm als een sinaasappel.

Die Erde ist orangenähnlich geformt.

Maria vroeg Tom om een ​​sinaasappel te pellen.

Maria bat Tom, eine Apfelsine zu pellen.

De sinaasappel liet een vreemde smaak achter in mijn mond.

Die Orange hinterließ einen seltsamen Geschmack in meinem Mund.

- Mag ik die sinaasappel eten?
- Mag ik die appelsien opeten?

- Darf ich diese Orange essen?
- Kann ich diese Orange essen?
- Kann ich diese Apfelsine essen?

- Het is ook geen sinaasappel.
- Het is ook geen appelsien.

Das ist auch keine Orange.

De aarde ziet er van bovenaf uit als een sinaasappel.

Die Erde sieht von oben aus wie eine Orange.

- Welke kleur heeft de sinaasappel?
- Welke kleur heeft de appelsien?

Welche Farbe hat die Orange?

Deze vrucht heeft de vorm van een sinaasappel en smaakt als een ananas.

Diese Frucht hat die Form einer Orange und den Geschmack einer Ananas.

- Ik hou van sinaasappels, maar ik hou meer van citroenen.
- Ik hou van sinaasappel, maar ik hou meer van citroen.

Ich mag Orangen, aber Zitronen mag ich noch mehr.