Translation of "Groen" in French

0.008 sec.

Examples of using "Groen" in a sentence and their french translations:

- Het werd groen.
- Het verkeerslicht sprong op groen.
- Het stoplicht werd groen.

- Le feu passa au vert.
- Le feu de circulation est passé au vert.

- Het werd groen.
- Het verkeerslicht sprong op groen.

Le feu passa au vert.

Groen -- niet ernstig.

Vert : mineur.

Ze zijn groen.

- Ils sont verts.
- Elles sont vertes.

Het is groen.

C'est vert.

Het werd groen.

- Le feu passa au vert.
- Le feu est passé au vert.

Courgettes zijn groen.

Les courgettes sont vertes.

- Het verkeerslicht is groen.
- Het licht staat op groen.

Le feu est au vert.

- Ik heb een groen shirt.
- Ik heb een groen overhemd.

J'ai une chemise verte.

Tinten geel en groen,

Les nuances de jaune et de vert

Groen is mijn lievelingskleur.

Le vert est ma couleur favorite.

Groen staat je goed.

Le vert te va bien.

Groen staat Alice goed.

Le vert va bien à Alice.

De rok is groen.

La jupe est verte.

Is deze peer groen?

Est-ce que cette poire est verte ?

De boom is groen.

L'arbre est vert.

De berg is groen.

La montagne est verte.

De zee is groen.

La mer est verte.

De jurk is groen.

La robe est verte.

De bomen zijn groen.

Les arbres sont verts.

Het gras is groen.

L'herbe est verte.

Het licht is groen.

- Le feu est au vert.
- Le feu est vert.

De tafel is groen.

La table est verte.

Het boek is groen.

Le livre est vert.

Ze draagt ​​nooit groen.

- Elle ne s'habille jamais en vert.
- Elle ne porte jamais de vert.

Waarom zijn bladeren groen?

Pourquoi les feuilles sont-elles vertes ?

Deze peer is groen.

La poire est verte.

De vlag is groen.

Le drapeau est vert.

Deze teddy is groen.

Cette peluche est verte.

- Appels zijn rood of groen.
- De appels zijn rood of groen.

Les pommes sont rouges ou vertes.

- Ze draagt een groen gewaad.
- Ze heeft een groen gewaad aan.

Elle porte un vêtement vert.

De heuvel is altijd groen.

La colline est toujours verte.

Het hek is groen geverfd.

La clôture est peinte en vert.

Appels zijn rood of groen.

Les pommes sont rouges ou vertes.

Deze muur is groen geverfd.

Ce mur est peint en vert.

Groen staat je erg goed.

Le vert est en parfaite harmonie avec toi.

Ik verfde het hek groen.

J'ai peint la barrière en vert.

Bestaat het in het groen?

Y en a-t-il un vert ?

Ze draagt een groen gewaad.

Elle porte un vêtement vert.

We hebben het huis groen geverfd.

- Nous avons peint la maison en vert.
- Nous peignîmes la maison en vert.

Ze hebben het hek groen geverfd.

Ils ont peint la clôture en vert.

Wacht tot het stoplicht groen is.

Attends que le feu soit vert.

We hebben de deur groen geverfd.

Nous avons peint la porte en vert.

We hebben het huis groen geschilderd.

Nous avons peint la maison en vert.

De hond is groen en mooi.

Le chien est vert et beau.

Het stoplicht sprong op groen hoor.

Le feu est passé au vert.

Het is groen. Laten we oversteken.

C'est vert, on traverse.

Ze heeft een groen gewaad aan.

Elle a une robe verte.