Examples of using "يتكلم" in a sentence and their dutch translations:
Hij spreekt snel.
Ze spreekt heel goed Engels.
Hij spreekt zeer goed Engels.
Hij spreekt Engels.
En niemand heeft het erover.
Kijk eens wie dat zegt.
Hij spreekt vloeiend Chinees.
Hij kan Japans spreken.
Hij spreekt snel.
Hij spreekt perfect Russisch.
- Frans wordt in Frankrijk gesproken.
- Frans spreekt men in Frankrijk.
Hij spreekt Engels met een Duits accent.
- Ik mag zijn manier van praten niet.
- Ik hou niet van zijn manier van spreken.
Hij spreekt perfect Russisch.
Hij spreekt ook Frans.
Een CEO-miljonair kan onmogelijk spreken voor de man in de straat.