Examples of using "سأحضر" in a sentence and their dutch translations:
- Ik zal er zijn.
- Ik zal het bijwonen.
Ik zal nog een handdoek brengen.
Ik haal glazen.
Dat wordt een goede vangst. Ik pak mijn potje.
Ik pak wat water uit mijn fles.
Ik kan hem vastbinden met een stukje parachutekoord.
Pak een stukje parachutekoord, dan binden we hem vast.