Examples of using "أعيش" in a sentence and their dutch translations:
Ik woon hier.
Ik woon in Japan.
Ik wil leven.
Ik woon in Kobe.
Ik leef het leven.
Maar ik leer te leven
Ik woon in de Himalaya.
Ik leef dus met anderhalve long.
Ik woon gelijkvloers.
Ik woon hier in de buurt.
Ik woon in Noord-Zweden.
Ik woon in Marokko.
Ik hoop dat ik nog lang zal leven.
Ik woon hier.
Ik kan zo niet leven.
Ik leefde jaren op legerplaatsen.
Ik wou dat ik bij jou in de buurt kon wonen.
Maar nu woon ik in Tokio.
Ik kan leven zonder water.
Als ik twee levens had...
Maar ik ben er nog en ik ben terug en mijn leven gaat door.
Dat is niet de wereld waarin ik wil leven.
mij in te leven in de wereld van mijn personages
Ik woon in West Texas, waar water nu al schaars is
Ik zou graag in New York willen wonen.
Hij woont niet in mijn buurt.
Het was spannend om als kind... ...te leven in de kracht van die enorme Atlantische Oceaan.
Zonder jou kan ik niet leven.