Examples of using "Uzun" in a sentence and their dutch translations:
Het duurde erg, erg lang.
Ik kan niet lang blijven.
De weg is lang.
Dat neemt nauwelijks tijd in beslag.
Het kan niet lang duren.
- Jouw haar is te lang.
- Uw haar is te lang.
- Jullie haar is te lang.
Haar haar is lang.
Haar haar is lang.
Lange rijen zijn onnodig.
Hij is groter dan ik.
Tom is groter dan ik.
- Is hij lang?
- Is hij groot?
Ik heb lang haar.
Maria is groot.
Dat neemt nauwelijks tijd in beslag.
Een lange dag?
- Lang niet gezien.
- Lang niet gesproken!
Lange rokken zijn in de mode.
- Ik moest lang wachten.
- Ik heb lang moeten wachten.
Zij heeft lang haar.
Toms haar is lang.
- Lang niet gezien.
- Lang niet gesproken!
Mijn vader is groot.
Mijn rok is te lang.
Het spijt me, maar ik kan niet lang blijven.
Is ze groot?
- Ik heb lang gewacht.
- Ik ben al lang aan het wachten.
De man is groot.
Ik ben lang.
Het was een lange nacht.
De pret was niet van lange duur.
Het is jaren geleden.
Het duurde niet lang.
Hij is groot.
Zijn benen zijn lang.
Kom snel terug.
Dit is te lang.
- Je vader is groot.
- Jullie vader is groot.
- Uw vader is groot.
Hij had lang haar.
Haar vader is groot.
Carols jurk is lang.
- Tom is groot.
- Tom is lang.
Hij was uitgeput door zijn lange mars.
Ik heb lang haar.
Mijn haar is langer dan dat van Jane.
Maria heeft lang haar.
Tom leefde lang.
Een konijn heeft lange oren.
Ben je lang in Boston geweest?
Ik hoop dat ik nog lang zal leven.
of langdurige fenomenen zoals El Niño.
De nieuwe maan duurt niet lang meer.
Dit houdt hij niet lang vol.
en over waarom hij zo succesvol was.
Koningen hebben lange armen.
Ik heb haar in geen eeuwigheid gezien.
Ze is niet lang.
- Ik ben de langste van de klas.
- Ik ben de langste in onze klas.
Hij kan niet lang blijven.
Laten we hier niet te lang blijven.
Het spel heeft te lang geduurd.
Ik heb lang op haar gewacht.
Jij bent de grootste.
Blijf wat langer.
Ik ben moe. Het was een lange dag.
Hij is groot en slank.
Ik heb hier lange tijd gewoond.
Laten we niet te lang wachten.
Dat heeft lang genoeg geduurd.
We zijn al lang genoeg samen.
We wonen hier al lang.
Je hebt een lange dag gehad.
Tom heeft lang haar.
Je bent niet zo groot als ik.
Dat is lang geleden.
Maria heeft lang haar.
Lang niet gezien.
Wat een lange komkommer!
Hij heeft lange benen.
Ze droeg hoge laarzen.
Konijnen hebben lange oren.
Hij is groter dan ik.
Ik heb niet lang genoeg geslapen.
Ze heeft lange vlechten.
- Ik denk dat ik te lang gewacht heb.
- Ik denk dat ik te lang heb gewacht.
Ik ben hier een lange tijd niet geweest.
Dat was lang geleden.
Tom zal niet lang wachten.
Tom wilde lang zijn.
Tom is vrij lang.
Het is een lange week geweest.