Examples of using "Acıyor" in a sentence and their dutch translations:
Het doet pijn.
Auw!
- Ik heb buikpijn.
- Mijn buik doet pijn.
Waar doet het pijn?
Mijn kaak doet pijn.
- Doet het pijn?
- Doet dat pijn?
- Mijn ogen doen pijn.
- Mijn ogen prikken.
- Mijn heup doet pijn.
- Mijn heup doet zeer.
- Ik heb tandpijn.
- Mijn tand doet pijn.
- Ja, het doet pijn.
- Ja, het doet zeer.
Mijn pols doet pijn.
Mijn voet doet pijn.
Doet pijn, hè?
- Die tand doet pijn.
- Deze tand doet pijn.
Mijn nek doet pijn.
Ooo, mijn hand doet zeer.
- Ik heb last van mijn zonnebrand.
- Mijn zonnebrand doet zeer.
- Hier doet het pijn.
- Het doet hier pijn.
Stop met aan mijn haren te trekken, het doet pijn!
Mijn hart doet pijn.
Mijn been doet pijn.
Mijn voeten doen pijn.
- Au! Hou daarmee op!
- Dat doet pijn! Hou ermee op!
Wanneer ik bijt, doet deze tand pijn.
Mijn rug doet nog steeds pijn.
Ik lachte zoveel tot ik buikpijn kreeg.
Welke tand doet pijn?