Translation of "Hablas" in Dutch

- ¿Cuántos lenguajes hablas tú?
- ¿Cuántos idiomas hablas tú?
- ¿Cuántas lenguas hablas tú?
- ¿Cuántos idiomas hablas?
- ¿Cuántas lenguas hablas?
- ¿Cuántos idiomas hablás?

- Hoeveel talen spreek jij?
- Hoeveel talen spreek je?
- Hoeveel talen kan je spreken?

¿Hablas japonés?

Spreek je Japans?

¿Hablas inglés?

- Spreek je Engels?
- Kun je Engels?

¿Hablas hebreo?

Spreek je Hebreeuws?

Hablas alemán.

Jij spreekt Duits.

¿Hablas portugués?

Spreek je Portugees?

¿Hablas georgiano?

Spreek je Georgisch?

Tú hablas.

- Je spreekt.
- Jij spreekt.

¿Hablas catalán?

Spreek jij Catalaans?

¿Hablas berebere?

- Spreek je Berber?
- Spreekt u Berber?
- Spreken jullie Berber?

Hablas demasiado.

- Je praat te veel.
- Je kletst te veel.

Hablas japonés.

Je spreekt Japans.

¿Hablas alemán?

Spreek je Duits?

¿Hablas latín?

- Spreekt u Latijn?
- Spreek je Latijn?

¿Hablas klingon?

Spreek jij Klingon?

¿Hablas polaco?

- Spreek je Pools?
- Spreekt u Pools?
- Spreken jullie Pools?

¿Hablas ruso?

- Spreek je Russisch?
- Spreekt u Russisch?
- Spreken jullie Russisch?
- Kan je Russisch spreken?

¿Hablas irlandés?

- Spreek je Iers?
- Spreekt u Iers?
- Spreken jullie Iers?

¿Hablas sueco?

- Spreek je Zweeds?
- Spreekt u Zweeds?
- Spreken jullie Zweeds?

¿Hablas letón?

Spreek je Lets?

¿Hablas albanés?

- Spreek je Albanees?
- Spreekt u Albanees?
- Spreken jullie Albanees?

¿Hablas español?

- Spreekt u Spaans?
- Spreek je Spaans?

¿Hablas chino?

Spreek je Chinees?

¿Hablas italiano?

Spreek je Italiaans?

¿Hablas castellano?

Spreek je Spaans?

¿Hablas kurdo?

- Spreek je Koerdisch?
- Spreekt u Koerdisch?
- Spreken jullie Koerdisch?

¿Hablas árabe?

Spreek je Arabisch?

¿Hablas francés?

Praat je Frans?

¿Hablas esperanto?

Spreek je Esperanto?

- ¿Cuántas lenguas hablas bien?
- ¿Cuántos idiomas hablas bien?

Hoeveel talen spreek je goed?

- Hablas español muy bien.
- Hablas muy bien español.

Je spreekt heel goed Spaans.

¿Hablas mi idioma?

- Spreek je mijn taal?
- Spreekt u mijn taal?
- Spreken jullie mijn taal?

¿Hablas en serio?

Meent ge dat?

¿Qué idiomas hablas?

- Welke talen spreek je?
- Welke talen spreekt u?
- Welke talen spreken jullie?

¡Hablas tantos idiomas!

Je spreekt zoveel talen!

Hablas inglés fluidamente.

Je spreekt vloeiend Engels.

¿Hablas bien francés?

Spreek je goed Frans?

¿No hablas francés?

Spreek je geen Frans?

¿También hablas francés?

Spreek je ook Frans?

- ¿Hablas castellano?
- ¿Hablas español?
- ¿Habla usted español?
- ¿Usted habla español?

- Spreekt u Spaans?
- Spreek je Spaans?
- Spreken jullie Spaans?

- ¿Hablas klingon?
- ¿Habláis klingon?

Spreek jij Klingon?

- ¿Hablas holandés?
- ¿Habla holandés?

- Spreekt u Nederlands?
- Spreek je Nederlands?

Hablas muy mal holandés.

Je spreekt beroerd Nederlands.

- Hablas demasiado.
- Habláis demasiado.

Je praat te veel.

- ¿Hablas alemán?
- ¿Hablás alemán?

Spreek je Duits?

¿Hablas francés cada día?

- Spreek je elke dag Frans?
- Spreekt u elke dag Frans?
- Spreken jullie elke dag Frans?

¿Qué idiomas hablas, Tom?

Welke talen spreek je, Tom?

—Hablas demasiado —dijo él.

- „Jij spreekt te veel”, zei hij.
- „Jij praat te veel”, zei hij.

- ¿Hablas francés?
- ¿Hablás francés?

- Spreekt u Frans?
- Spreek je Frans?
- Spreken jullie Frans?