Examples of using "счастлива" in a sentence and their dutch translations:
Zij is gelukkig.
- Wees gelukkig!
- Wees blij!
Mijn kat is gelukkig.
Mary was blij.
Wees heel gelukkig.
Ze zei dat ze gelukkig was.
Ze is arm, maar ze is gelukkig.
Ze zegt dat ze gelukkig is.
Ze zei dat ze gelukkig was.
Je zei dat je gelukkig was.
- Ben je blij?
- Ben je gelukkig?
Ik ben gelukkig.
- Jane was niet blij.
- Jane was niet gelukkig.
Ze was heel gelukkig.
Hij zegt tegen zichzelf: "Ik ben heel gelukkig".
Ze zou niet gelukkig zijn met hem.
Ik ben zo gelukkig!
Wees gelukkig!
Als ik bij je ben, ben ik gelukkig.
Ik ben gelukkig genoeg.
- Ik was gelukkig.
- Ik was blij.
- Ik ben ook blij.
- Ik ben ook gelukkig.
- Ik ben altijd blij.
- Ik ben altijd gelukkig.
ik ben zo blij.
- Ik ben gelukkig.
- Ik ben blij.
Zelfs al is ze rijk, ze is niet gelukkig.
Ik was toen gelukkig.
Gisteren was ik gelukkig.
Maria was niet gelukkig.
Ik was heel blij toen Fiona met haar rechterhand
Was je gelukkig?
- Je was gelukkig.
- Jullie waren gelukkig.
- U was gelukkig.
Ik ben erg gelukkig.
Ze was heel blij dat haar zoon veilig terug was gekomen.
Als ik bij je ben, ben ik gelukkig.
Als ik bij je ben, ben ik gelukkig.
Wees blij voor mij.
Wees gewoon gelukkig.
Je kunt je niet indenken hoe gelukkig ik ben.
- Jij bent gelukkig.
- U bent gelukkig.
- Jullie zijn gelukkig.
- Ben je blij?
- Ben je gelukkig?
- Zijn jullie gelukkig?
- Bent u gelukkig?
- Bent u blij?
- Zijn jullie blij?
Ik ben blij, omdat ik eindelijk Russisch studeer.
Ik ben blij je weer te zien.
Ik weet dat je gelukkig bent.
Ik weet dat je hier gelukkig zal zijn.
Je lijkt gelukkig.
Je zei dat je gelukkig was.
- Ik weet niet of u gelukkig bent of niet.
- Ik weet niet of je gelukkig bent of niet.