Examples of using "кусок" in a sentence and their dutch translations:
Hij nam een stuk krijt.
Mag ik nog een stuk taart hebben?
- Wilt u nog een stuk gebak?
- Wil je nog een stuk cake?
Hij sneed een stuk vlees af.
Dat was een fluitje van een cent.
Wil je nog een stuk cake?
Ik heb een stuk zeep nodig.
Ga je dat stuk taart opeten?
- Wilt u nog een stuk gebak?
- Wil je nog een stuk cake?
Breng mij een stukje papier a.u.b.
Maria gaf Tom het eerste stukje cake.
Het is één stuk gebleekt Hondurees mahonie.
De hond had een stuk vlees in zijn bek.
Ik zou graag een groot stuk taart en een kop koffie willen.
Sandra neemt een boterham en een kop koffie als ontbijt.
Wie wil nog een stuk taart?
Omdat ik vrij ben te zeggen wat ik wil, zeg ik je dat je een hoop stront bent die alleen maar arrogant commentaar kan geven.