Examples of using "канадцы" in a sentence and their dutch translations:
Ze zijn allen Canadees.
Onze echtgenoten zijn Canadezen.
Tom en Maria zijn beide Canadezen.
We zijn allemaal Canadezen hier.
Wij zijn Canadezen.
We zijn allemaal Canadezen hier.
Ik dacht dat het allemaal Canadezen waren.
Het probleem is dat jullie geen Canadezen zijn.
Ben je Canadees?