Examples of using "высокий" in a sentence and their dutch translations:
- Je vader is groot.
- Jullie vader is groot.
- Uw vader is groot.
Papa is groot.
- Is hij lang?
- Is hij groot?
Hij is groot.
De man is groot.
- Tom is groot.
- Tom is lang.
Je vader is groot.
Hij is groot en slank.
Haar vader is groot.
- Jullie vader is groot.
- Uw vader is groot.
- Haar vader is groot.
Jij bent de grootste.
Mijn vader is groot.
Ik ben heel lang.
Tom is erg lang.
Mijn broer is erg lang.
Hij is de grootste jongen.
Tom is groot en sterk.
Ik ben lang.
Tom heeft een hoge stem.
Je vader is behoorlijk groot.
Hij is lang en leuk om te zien.
Jij bent de grootste.
Met de volle maan is het tij op zijn hoogst.
Hij is de grootste van de drie.
De lange man kwam het huis uit.
Tom heeft een hoge pijngrens.
Hij is de langste in zijn klas.
Ik ben de langste van de klas.
Deze krant heeft een hoge oplage.
Jij bent de grootste.
Tom is niet zo groot als ik.
Bill is niet zo groot als Bob.
Ik ben heel lang.
De brug is heel lang en heel hoog.
Ik ben net zo groot als hij.
Wie is verantwoordelijk voor de hoge werkloosheid?
Je bent lang, maar hij is nog langer.
Jij bent de grootste.
Dit is dus een echt hoog niveau van cognitieve verwerking.
Hij is groot en slank.
Tom is lang en dun.
Tom heeft een hoge stem.
- Ik ben de langste van de klas.
- Ik ben de langste in onze klas.
Ik ben de langste in onze klas.
Tom is de langste persoon die ik ken.
Jij bent de grootste.
Vandaag heeft „Bild” nog steeds de hoogste oplage in Duitsland.
Ik ben de langste van de klas.
Een jongen van zeventien is vaak even groot als zijn vader.
Hij is niet zo groot als zijn vader.
Mijn broer is net zo groot als ik.
Ik ben net zo groot als Tom.