Examples of using "видеть" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben blij je te zien.
- Blij u te zien.
Henry wil je zien.
Ik ben blij je weer te zien.
- Ik ben blij u weer te zien.
- Ik ben blij je weer te zien.
- Ik ben blij jullie weer te zien.
- Het verheugt me je terug te zien.
- Het doet me plezier je weer te zien.
Ik ben blij haar te zien.
- Wilden jullie me zien?
- Wilde u me zien?
- Wilde hij me zien?
- Wilde je me zien?
- Ik ben blij je weer te zien.
- Het verheugt me je terug te zien.
- Ik ben blij om je weer te zien.
- Het doet me plezier je weer te zien.
- Ik ben blij je weer te ontmoeten.
Henry wil je zien.
Ik ben heel blij je te zien.
- Het doet mij plezier dat ge terug zijt.
- Het verheugt me je terug te zien.
Ik ben heel blij je te zien.
Ik ben blij je te zien.
- Het verheugt me je terug te zien.
- Het doet me plezier je weer te zien.
- Ik ben heel blij u te zien.
- Ik ben heel blij je te zien.
- Ik ben heel blij u te zien.
- Ik ben heel blij je te zien.
Ik ben zo blij je te zien.
Ik ben blij u weer te zien.
- Ik wil het niet zien.
- Ik wil hem niet zien.
Hij zal blij zijn je te zien.
Het is heel prettig om je weer te zien.
- Ik wil haar niet zien.
- Ik wil hem niet zien.
- Ik ben blij jullie weer te zien.
- Ik ben blij om jullie weer te zien.
Ik ben blij je te zien.
- Wilt ge het nu zien?
- Wil je het nu zien?
- Ik ben blij je weer te zien.
- Ik ben blij om je weer te zien.
Wilden ze me zien?
- Wilde u me zien?
- Wilde hij me zien?
- Wilde zij me zien?
Wilde je me zien?
Ik ben zo blij je weer te zien.
Vandaag wil ik niemand zien.
Ik wil je nooit meer zien.
Vandaag wil ik niemand zien.
Tom was niet blij om me te zien.
Dit is het meisje dat je wilde zien.
Het is heel prettig om je weer te zien.
dat je je gezondheid niet langer ziet als een binaire grootheid,
kun je ook anderen zien
Het is moeilijk te zien welke demonen haar najagen.
Het is zeldzaam om zulke jonge poema's te zien.
Met een warmtebeeldcamera kunnen we in de nacht kijken.
Katten kunnen in het donker zien.
Een zekere Henri wil u zien.
Ik kon niets zien.
Het is te donker om goed te kunnen zien.
- Hij wil ons weerzien.
- Hij wil ons weer zien.
Ik ben heel blij je te zien.
Het is triest om Mary zo ongelukkig te zien.
Ik ben blij je hier te zien.
Uilen kunnen in het donker zien.
Ik wil het niet zien.
Ik wil dit niet zien.
Katten kunnen in het donker zien.
- We zijn blij om je weer te zien.
- We zijn blij om u weer te zien.
- We zijn blij om jullie weer te zien.
- Ik zou haar graag willen zien.
- Ik zou haar willen zien.
Ik wil haar niet zien.
Ik ben heel blij je te zien.
Ik wil hem niet zien.
Ik ben blij je weer te zien.
Dat kan je met het blote oog zien.
Ik kon niets zien.
- Ik ben blij u weer te zien.
- Ik ben blij je weer te zien.
- Ik ben blij jullie weer te zien.
- Ik ben blij om je weer te zien.
Zeg aan Tom, dat Maria hem wil zien.
Ik wil hem nooit meer zien.
Ik wil je nooit meer zien.
Hij is de laatste die ik nu wil zien.
Mijn vrouw zal ook blij zijn u te zien.
Ze kunnen de bioluminescentie duidelijk zien.
Een student wil je zien.
We konden de lichten van de stad in de verte zien.
Het is ongebruikelijk om rocksterren met een stropdas te zien!
- We kunnen daar een kerk zien.
- Daar kunnen we een kerk zien.
Je kan vanaf het restaurant het hele park zien.
- Hier is een heer die u wenst te ontmoeten.
- Er is hier een heer die je wenst te zien.
- Hier is een heer die je zien wil.
Een heer Miller zou u graag willen zien.
Ik wil haar niet meer zien.
Ik wil Tom niet meer zien.
Tom zal niet blij zijn om mij te zien.
Een zekere meneer Marconi wil u zien.
Ik wil je nooit meer zien.
Hou op me als een "normaal" iemand te zien!
Het zou beter zijn dat je haar nu niet ontmoet.
We zien wat we willen zien.
Ik zou graag mijn zoon willen zien.
- Ik ben blij u weer te zien.
- Ik ben blij jullie weer te zien.
- Het verheugt me je terug te zien.
- Ik ben blij om je weer te zien.
Ik weet niet zeker of ik dat wil zien.
Vandaag wil ik niemand zien.