Examples of using "Ищу" in a sentence and their dutch translations:
Ik zoek een assistent.
Ik zoek een assistent.
Ik ben op zoek naar een goed hotel.
Ik zoek batterijen.
- Ik ben een baan aan het zoeken.
- Ik zoek een baan.
Ik ben aan het zoeken naar de kazen.
Ik ben op zoek naar antwoorden.
Ik ben op zoek naar eten.
Ik ben op zoek naar een woning.
Ik zoek een assistent.
Ik zoek een geldautomaat.
Dat is niet waar ik naar zoek.
Ik ben op zoek naar mijn horloge.
Ik ben mijn sleutel aan het zoeken.
- Ik ben mijn camera aan het zoeken.
- Ik zoek mijn camera.
Ik ben op zoek naar mijn broer.
Ik zoek mijn vrienden.
Ik zoek een tas voor mijn vrouw.
Ik zoek mijn telefoon.
Ik ben op zoek naar het Hilton Hotel.
Ik zoek mijn hond.
Ik zoek een geschenk voor mijn moeder.
Ik zoek een warme, wollen rok.
Ik zoek naar een mango om te eten.
Ik zoek een jas in mijn maat.
- Dat is wat ik zoek.
- Dat is waarnaar ik zoek.
Ik zoek een geschenk voor mijn moeder.
Ik zoek mijn gsm.
Ik ben op zoek naar de eigenaar van deze gitaar.
Ik zoek mijn sleutels. Heb jij ze gezien?
Ik zoek boeken over de Romeinse geschiedenis.
Ik ben op zoek naar een boek over middeleeuws Spanje.
Ik heb de hele dag mijn sleutels lopen te zoeken.
- Ik ben op zoek naar Tom.
- Ik zoek Tom.
Ik heb nog steeds niet gevonden wat ik zoek.
Ik zoek vaak woorden op in dat woordenboek.
Ik ben op zoek naar Andy. Weet jij waar hij is?
Hij is de geschikte man die ik zoek.
Ik ben op zoek naar iemand die Portugees spreekt.
- Ik ben op zoek naar Tom.
- Ik zoek Tom.
Ik zoek iemand die me kan vervangen op het feest.
Ik heb nog niet gevonden wat ik zoek, maar ik heb al veel gevonden dat ik vroeger ooit gezocht heb.