Examples of using "Leite" in a sentence and their dutch translations:
Ik dronk melk.
Wil je melk?
Ik drink melk.
Ik drink melk.
Drink je melk op.
Melk? Suiker?
Drink je melk op.
Drinkt ze melk?
Ik was melk aan het drinken.
De melk is zuur.
Drinkt u melk?
Wilt u suiker of melk?
De melk werd zuur.
Koeien geven melk.
- Drink je melk.
- Drink uw melk.
- Drink jullie melk.
Tom dronk melk.
Ik drink melk.
Wil je melk?
Ik moet melk drinken.
- Ik dronk melk.
- Ik was melk aan het drinken.
Melk maakt ons sterk.
De jongen drinkt melk.
Ik kan geen melk drinken.
Wilt u suiker of melk?
Er is geen melk in het glas.
Ik ben allergisch voor melk.
Melk wordt gemakkelijk zuur.
De kat drinkt melk.
- Er is melk in de koelkast.
- Er staat melk in de koelkast.
Ik ben allergisch voor melk.
Koeien geven melk.
Wilt u suiker of melk?
Ik heb liever melk dan sap.
We kunnen geen melk drinken.
- Tom drinkt melk.
- Tom is melk aan het drinken.
Ze gaat een beetje melk drinken.
Ik hou van melk.
Drink je veel melk?
Drink je melk op.
- De melk is zuur geworden.
- De melk is verzuurd.
Drink je melk.
Maria houdt erg veel van melk.
Hij gaf de kat wat melk.
Tom wilde wat melk drinken.
Hij deed melk in zijn koffie.
- Ik deed wat melk in mijn koffie.
- Ik heb een beetje melk in mijn koffie gedaan.
De melk bevroor en werd vast.
Geef me een glas melk.
De koe geeft ons melk.
Voeg wat melk toe.
Melk maakt ons sterk.
Alle melk was gemorst.
De baby weende om melk.
Kaas wordt gemaakt van melk.
Maria houdt van melk.
- Tom morste de melk.
- Tom knoeide de melk.
Koeien geven ons melk.
De melkveehouder stierf.
De melk is in de koelkast.
Ik schijt in je melk.
Een koe geeft ons melk.
Mijn kat houdt van melk.
Er zit geen melk in het glas.
Ik heb brood en melk nodig.
Alle melk was gemorst.
Melk is voedzamer dan wijn.
Die melk smaakt raar.
Melk is voedzamer dan wijn.
Geef mij een beetje melk.
- Ik kocht twee flessen melk.
- Ik heb twee flessen melk gekocht.
Er is maar een klein beetje melk over.
De melk was verdund met water.
Gedane zaken nemen geen keer.
De melk smaakt zuur.
De melk smaakte slecht.
De melk bevroor en werd vast.
Ja, de melk is heel goed.