Examples of using "Hungria" in a sentence and their dutch translations:
Ik kom uit Hongarije.
We leven in Hongarije.
Maria heeft Hongarije bezocht.
- Mari is in Hongarije geweest.
- Mary was in Hongarije.
Ik woon in Hongarije.
- Ik ben Hongaar.
- Ik ben Hongaarse.
- Ik kom uit Hongarije.
In Hongarije spreekt iedereen Hongaars.
Veel esperantisten wonen in Hongarije.
De hoofdstad van Hongarije is Boedapest.
Wat is de hoofdstad van Hongarije?
Ik heb een vriend in Hongarije genaamd Borat.
Servië grenst aan Hongarije, Roemenië, Bulgarije, Kroatië, Macedonië, Bosnië en Montenegro.