Translation of "Cartão" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Cartão" in a sentence and their dutch translations:

- Tem cartão de crédito?
- Vocês têm um cartão de crédito?
- Você tem um cartão de crédito?
- Você tem cartão de crédito?

- Heeft u een kredietkaart?
- Heb je een creditcard?
- Heeft u een creditcard?

- Mande-me um cartão-postal.
- Me mande um cartão postal.

Stuur mij een postkaart.

- Vocês têm um cartão de crédito?
- Você tem um cartão de crédito?

- Heeft u een kredietkaart?
- Heeft u een creditcard?

Eu uso meu cartão VISA.

Ik betaal met mijn Visa-kaart

Mande-me um cartão-postal.

Stuur mij een postkaart.

- Tom não tem cartão de crédito.
- O Tom não tem um cartão de crédito.

- Tom heeft geen creditcard.
- Tom heeft geen kredietkaart.

- Dê-me seu cartão de crédito, por favor.
- Seu cartão de crédito, por favor.

Uw kredietkaart alstublieft.

Parece que estou a comer cartão.

Het smaakt een beetje naar karton.

Tom não tem cartão de crédito.

Tom heeft geen creditcard.

Posso pagar com cartão de crédito?

Kan ik met een creditcard betalen?

Ele pagou com cartão de crédito.

Hij betaalde met een creditcard.

Este cartão postal é da Austrália.

Deze ansichtkaart komt uit Australië.

- O cartão da biblioteca de Tom está expirado.
- O cartão da biblioteca do Tom está expirado.

Toms bibliotheekpasje is niet meer geldig.

George me enviou um cartão de aniversário.

Georgo heeft mij een verjaardagskaart gestuurd.

Meus pais me enviaram um cartão-postal.

Mijn ouders hebben me een ansichtkaart gestuurd.

Deram-lhe o meu cartão de visita?

Heeft men u mijn naamkaartje doorgegeven?

Esqueci meu cartão de crédito em casa.

- Ik heb mijn kredietkaart thuis vergeten.
- Ik heb mijn creditcard thuis vergeten.

Ele me mandou um cartão de aniversário.

Hij stuurde me een verjaardagskaart.

Eis aqui o meu cartão de visita.

- Dit is mijn visitekaartje.
- Hier is mijn visitekaartje.

Esqueci o cartão de crédito em casa.

- Ik heb mijn kredietkaart thuis vergeten.
- Ik heb mijn creditcard thuis vergeten.

Gostaria de pagar com cartão de crédito.

Ik wil betalen met een kredietkaart.

Preencha o cartão de registro, por favor.

Vul de registratiekaart in, alsjeblieft.

Não tem cartão sim no meu telefone.

Er zit geen simkaart in mijn telefoon.

Você pode me mostrar seu cartão de embarque?

Kunt u mij uw instapkaart laten zien?

Não ganhei nem mesmo um cartão de Natal.

Ik heb niet één kerstkaartje gekregen.

Tom enviou um cartão de Natal para Mary.

- Tom stuurde Maria een kerstkaart.
- Tom heeft Maria een kerstkaart gestuurd.

Você já mandou um cartão de Natal para ele?

Heb je hem al een kerstkaart gestuurd?

Ele enviou flores para ela, junto com um belo cartão.

- Hij zond haar een paar bloemen met een mooie kaart erbij.
- Hij stuurde haar bloemen samen met een mooie kaart.

Recebi um cartão de natal de meu irmão na Itália.

- Ik kreeg een kerstkaart van mijn broer in Italië.
- Ik heb een kerstkaart gekregen van mijn broer in Italië.

Tom me envia um cartão de Natal todos os anos.

- Tom stuurt me elk jaar een kerstkaart.
- Tom stuurt me elk jaar een kerstkaartje.

Eu normalmente pago em cartão de crédito em vez de dinheiro vivo.

Normaal betaal ik met een kredietkaart in plaats van met baar geld.

Uma agenda é um cartão de identidade para o tempo, a menos que você tenha uma agenda, o tempo não estará lá.

Een agenda is een identiteitskaart van de tijd, maar als er geen agenda is, kan er geen tijd zijn.