Examples of using "'se" in a sentence and their dutch translations:
- Zorg voor jezelf.
- Pas goed op jezelf.
- Zorg goed voor jezelf.
- Wees voorzichtig.
- Hou je haaks.
- Het kan me geen barst schelen.
- Ik geef er geen bal om!
Amuseer je!
Respecteer jezelf.
Hou je haaks.
- Ga opzij.
- Ga aan de kant.
Ga afkoelen!
Red jezelf.
Sta op.
Aankleden.
Leg uit.
- Kom hier.
- Kom.
- Kom dichterbij.
Hou jezelf in bedwang.
Doe goed je best.
- Schiet op.
- Opschieten.
Sta op!
- Veel plezier!
- Amuseer je!
Sta op.
Veel plezier.
Hij schoor zich.
- Kom naar beneden!
- Bukken!
- Omlaag!
- Neer!
- Niet bewegen.
- Niet bewegen!
- Schiet op!
- Haast je.
- Schiet op.
- Maak voort!
Gedraag je.
Als je geen kinderen kunt krijgen, kun je ze nog steeds adopteren.
Ze delen hun warmte.
Vind je het erg als ik rook?
- Tom stelde zichzelf voor.
- Tom introduceerde zichzelf.
- Gaat u zitten.
- Ga zitten!
- Zet u.
- Neem plaats.
- Ga even zitten.
- Zit!
Hij is weggekomen.
- Kom met ons mee.
- Doe maar mee.
- Kom maar meedoen.
- Sluit je aan.
- Sluit je bij ons aan.
Ze hebben zich vermaakt.
Blijf gefocust.
- Stuur ze weg.
- Zorg dat je van hen afkomt.
- Zorg dat je hen kwijt raakt.
Ze knuffelden.
Ze haatten elkaar.
- Was u!
- Was jezelf!
- Niet bewegen.
- Geen beweging!
- Niet bewegen!
Zij hielden van elkaar.
Bedien u.
Tom vraagt zich af of het waar is.
- Ze zijn weg.
- Zij zijn weg.
Tom kleedde zich aan.
Sta op.
Wees voorzichtig.
- Kleed je alsjeblieft aan.
- Kleed u alstublieft aan.
Ze hielpen elkaar.
- Vind je het erg als ik rook?
- Vinden jullie het erg als ik rook?
Hoe heet het?
Vind je het erg als ik het raam even opendoe?
Als...
- Haast je.
- Schiet op.
- Opschieten.
Ga rechtop zitten.
Kom tevoorschijn!
Kom bij elkaar.
- Scheer je weg!
- Hoepel op!
- Wegwezen.
- Donder op.
Ga jullie wassen.
Bereid je voor.
- Denk eraan!
- Onthou dat!
Doe een inspanning.
Sta op!
Zoek dekking!
- Identificeer jezelf.
- Identificeer uzelf.
Ga!
Verdedig jezelf.
Beheers jullie zelf.
- Gaat u zitten.
- Zet u.
Ga zitten!
Beheers je!
Rot op!
- Kalmeer je!
- Rustig.
- Kalmeer je.
- Rustig aan.
- Rustig maar.
- Kalm aan.
- Ga afkoelen!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Wegwezen!
Aankleden!
Bescherm jezelf!
- Hou u stil.
- Wees stil.
Schiet op!
Wees voorzichtig.
Zit!
Kom mee.
Gedraag jullie.
- Aan de kant.
- Ga!
- Ga weg.
- Vooruit.
- Ga maar.
- Opzij.
- Opschuiven.
Sta op!
Als ge wilt.
Neem een beslissing!
Als er wolven in het bos zijn... ...wapen je dan maar.
De jongen zoeken veiligheid bij elkaar.