Examples of using "Pomogłem" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb geholpen.
Ik heb Tom geholpen.
Ik heb hem gisteren geholpen.
Neen, ik heb niet geholpen.
Gisteren heb ik mijn vader geholpen.
Ik heb mama in de keuken geholpen.