Translation of "Pizzę" in Dutch

Zamówiłem pizzę.

- Ik heb een pizza besteld.
- Ik heb pizza besteld.

Lubisz pizzę?

- Hou je van pizza?
- Houdt u van pizza?
- Houden jullie van pizza?

- Uwielbiam pizzę z serem.
- Uwielbiam serową pizzę.

- Ik hou van kaaspizza.
- Ik hou van pizza met kaas.

Bardzo lubię pizzę.

- Ik hou heel erg van pizza.
- Ik hou echt van pizza.

Możemy zamówić pizzę.

We kunnen een pizza bestellen.

Zamówiłem telefonicznie pizzę.

Ik heb telefonisch een pizza besteld.

Uwielbiam serową pizzę.

- Ik hou van kaaspizza.
- Ik hou van pizza met kaas.

Wiewiórka je pizzę.

De eekhoorn eet pizza.

Posyp pizzę bazylią.

- Doe wat basilicum op de pizza.
- Strooi wat basilicum over de pizza.

Uwielbiam pizzę z serem.

- Ik hou van kaaspizza.
- Ik hou van pizza met kaas.

Mój ojciec kocha pizzę.

Mijn vader houdt erg van pizza.

Mam ochotę na pizzę.

Ik wil pizza.

Jedząc pizzę, zirytował swoją siostrę.

Terwijl hij een pizza at, was hij zijn zus aan het plagen.

Tom lubi nawet zimną pizzę.

Tom houdt zelfs van koude pizza.