Examples of using "Piłkę" in a sentence and their dutch translations:
Vang de bal.
Hij houdt van voetbal.
Ik hou van voetbal.
Ik wierp de bal naar Tom.
- We hebben voetbal gespeeld gisteren.
- Gisteren speelden we voetbal.
Hij vindt voetbal leuk.
- We hebben voetbal gespeeld gisteren.
- Gisteren speelden we voetbal.
- Ik heb gevoetbald.
- Ik speelde voetbal.
- Ik heb voetbal gespeeld.
Hou de bal met beide handen vast.
Hij speelt voetbal.
- We hebben voetbal gespeeld gisteren.
- Gisteren speelden we voetbal.
Wij houden van voetbal spelen.
Ik heb liever voetbal dan baseball.
Gisteren heb ik voetbal gespeeld.
Ik speel graag voetbal.
Jij ging gisteren voetballen.
Al mijn vrienden houden van voetbal.
Morgen voetbalt hij.
Hij vindt voetballen leuk.
Van een afstand ziet het eruit als een bal.
Hoelang speel je al voetbal?
Toen hij jong was voetbalde hij soms.
- Ik speel bijna elke dag voetbal
- Ik speel bijna elke dag american football.
- De jongen sloeg de bal met zijn nieuwe knuppel.
- De jongen raakte de bal met zijn nieuwe knuppel.
Ik ga voetbal spelen na school.
Speel niet met de bal in deze kamer.
Sommige mensen houden van honkbal, anderen van voetbal.
Ik speel dikwijls voetbal na de les.
Wil je met ons voetbal spelen?
Ik speelde voetbal, en mijn zus speelde tennis.