Translation of "Leci" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Leci" in a sentence and their dutch translations:

Czas leci.

De tijd vliegt.

Ptak leci.

De vogel vliegt.

Leci to tak.

Het gaat ongeveer als volgt.

Cześć, jak leci?

Hé, hoe gaat het met je?

- Leć!
- Niech leci!

Vlieg!

- Jak leci?
- Co jest?

- Hoe gaat het ermee?
- Wat is er gaande?
- Alles goed?

Czas leci jak strzała

De tijd vliegt als een pijl.

Dobry wieczór, jak leci?

Goeienavond, hoe gaat het ermee?

Krew mi leci z nosa.

Mijn neus bloedt.

Krew leci panu z nosa.

Zij hebben een bloedneus.

Krew jej leci z palca.

Haar teen bloedt.

Krew ci leci z nosa.

Je neus bloedt.

- Jak się masz?
- Jak leci?

Hoe maak je het?

- Cześć, jak się masz?
- Cześć, jak leci?

- Goedemorgen, hoe maakt u het?
- Hoi, hoe gaat het?