Examples of using "Bratem" in a sentence and their dutch translations:
Tom is mijn broer.
Mijn broer en ik deelde de kamer.
Hij is Taro's broer.
Tom is Maria's broer.
Hij is mijn jongste broer.
- Hij is mijn jongste broer.
- Hij is mijn jongere broer.
Hij is mijn oudere broer.
Ik ging naar de bioscoop met mijn broer.
Hij is mijn halfbroer.
Ik deel een woning met mijn broer.
Hij is mijn broer, niet mijn vader.
Ik verwar John altijd met zijn tweelingbroer.
John is niet mijn broer maar mijn neef.
Ik maakte een film genaamd The Great Dance met mijn broer.
Tom is mijn oudere broer.