Examples of using "Nuota" in a sentence and their dutch translations:
Hij is aan het zwemmen.
Ze zwemt.
Ze zwemt goed.
- Hij is aan het zwemmen.
- Hij zwemt.
- Ze is aan het zwemmen.
Hij zwemt heel snel.
Tom zwemt.
Ze zwemt in het geld.
Naoko zwemt.
Ze is aan het zwemmen.
- Hij is aan het zwemmen.
- Hij zwemt.
Hoe snel zij zwemt!
Zwemt Tom vaak?
Maria zwemt even snel als Jakobo.
Tom zwemt heel snel.
Mijn broer zwemt niet.
Hij zwemt beter dan ik.
- Tom zwemt beter dan Mary.
- Tom kan beter zwemmen dan Maria.
Ze is aan het zwemmen.
Tom zwemt.
Hoeveel uur zwemt Tom per dag?
De jongen is met zijn vrienden aan het zwemmen.
Leven als God in Frankrijk.
De haai wil haar van zich af schudden en zwemt weg.
Meestal is ze aan het vooruitschieten of kruipen of zwemmen.
Tom kan goed zwemmen.