Examples of using "Gay" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben homo.
- Ik ben gay.
Zij zijn gay.
- Hij is homo.
- Hij is gay.
Hij is zo homo.
Hij is homo.
- Joshua is gay.
- Joshua is homo.
Ik ben niet gay.
Tomas is homo.
Sami was gay.
- Hij is homo.
- Hij is gay.
Ik identificeer mezelf als homoseksuele man.
Sami is niet gay.
Gebruik het woord 'gay' niet als een belediging.
Tom is ofwel homo of biseksueel, denk ik.
Sami's broer is gay.
Er is niets mis met gay zijn.
Oma wist niet dat ik homoseksueel was.
Alsof je geen echte man bent als je homo bent ...
Het homohuwelijk is onderwerp van veel discussies.
- Ik ben homo.
- Ik ben gay.
Hij is zo gay.
Ik ben geen homo, maar mijn vriend is het wel.
als opgroeiende homo in een staat waar homoseksualiteit illegaal was.
Edu heeft min of meer duizend homovrienden.
Zo wat als ik homo ben? Is dat een misdaad?