Examples of using "Football" in a sentence and their dutch translations:
- Ik heb gevoetbald.
- Ik speelde voetbal.
- Ik heb voetbal gespeeld.
Dit is geen voetbal, dit is 'soccer'!
Ik hou van voetbal.
Laat ons vandaag voetbal spelen.
Ik ben gek op voetbal.
Tom brengt veel tijd door met het spelen van American football.
Tom was de ster van het American football-team.
- Gisteren heb ik gevoetbald.
- Gisteren heb ik voetbal gespeeld.
Voetbal is een sport.
Voetbal is gewoon niets voor mij.
- Voetbal is mijn lievelingsspel.
- Voetbal is mijn favoriete spel.
Voetbal is mijn lievelingssport.
- Tom brengt veel tijd door met het spelen van voetbal.
- Tom brengt veel tijd door met het spelen van American football.