Examples of using "Figlio" in a sentence and their dutch translations:
Ik ken je zoon.
- Waar is jouw zoon?
- Waar is uw zoon?
- Waar is jullie zoon?
Mijn zoon heeft een zoon.
- Vuile klootzak!
- Klootzak!
- Bastaard!
- Eikel!
Bent u enig kind?
- Wat doet uw zoon?
- Wat doet jouw zoon?
- Wat doet jullie zoon?
En rijdt je zoon auto?
Ik heb een zoon.
Hij heeft een zoon.
Zij heeft een zoon.
Wat doet jullie zoon?
Mijn zoon!
Mijn kleinzoon is de zoon van mijn zoon.
Ze is trots op haar zoon.
Hoerenzoon!
Mijn zoon houdt van raketten.
- Ik ben zeer trots op mijn zoon.
- Ik ben heel trots op mijn zoon.
Ze houdt vol dat haar zoon onschuldig is.
Ik ben Maria's zoon.
Mijn zoon kwam naar mijn kamer.
- Ik ben zeer trots op mijn zoon.
- Ik ben heel trots op mijn zoon.
"Maar ik heb een zoon.
Hij heeft nog een zoon.
Ik zou mijn zoon willen zien.
- Zo vader, zo zoon.
- Zo de vader, zo de zoon.
Jij ook, zoon!
Wiens zoon ben jij?
En rijdt je zoon auto?
Is dat uw zoon?
- Tom speelt met zijn zoon.
- Tom is met zijn zoon aan het spelen.
Onze zoon woont in München.
Mijn zoon is nu zo groot als ik.
Hij was ongeduldig om zijn zoon te zien.
Hij heeft een zoon en twee dochters.
Ik heb een vrouw en een kind.
Zorg alsjeblieft goed voor onze zoon."
Is het uw zoon, Betty?
Zijn zoon is acht jaar oud.
Mijn zoon is acht jaar oud.
Deze jongen is mijn zoon.
Haar zoon is een genie.
Ik ben trots op mijn zoon.
Mijn zoon studeert ook in het buitenland.
Mijn zoon is tien jaar oud.
Onze zoon stierf in de oorlog.
Ik kan onze zoon niet alleen grootbrengen.
Hebt ge mijn zoon horen viool spelen?
Ik ben enig kind.
- Ik heb de echtgenote gezien toen ze haar eigen zoon vermoordde.
- Ik heb de echtgenote haar eigen zoon zien vermoorden.
- Ik zag de echtgenote haar eigen zoon vermoorden.
- Tom kocht een cadeautje voor zijn zoon.
- Tom kocht een cadeau voor zijn zoon.
Mijn zoon kan nu tot honderd tellen.
Mijn zoon kan nog niet tellen.
Hij is de oudste zoon.
- Mijn zoon gelooft in de Kerstman.
- Mijn zoon gelooft in Sinterklaas.
Zijn zoon is het afgelopen jaar gestorven.
Mijn zoon wordt vandaag vier jaar.
Ze hebben hun zoon John genoemd.
De naam van hun zoon is John.
Hun zoon heette Eduardo.
- Tom is de zoon van Maria.
- Tom is Maria's zoon.
John is Toms zoon.
- Onze zoon is gestorven tijdens de oorlog.
- Onze zoon stierf in de oorlog.
- Onze zoon is in de oorlog gestorven.
Tom was mijn enig kind.
De vader slaat zijn zoon niet.
Hoe oud is uw oudste zoon?