Examples of using "Dizionario" in a sentence and their dutch translations:
- Heb je een woordenboek?
- Hebt u een woordenboek?
Hij gebruikte het woordenboek.
Breng me het woordenboek.
Zij gaf het woordenboek terug.
Ik zal je dit woordenboek lenen.
Hebben ze een woordenboek?
Heb je een Frans woordenboek?
Dat woordenboek is van mij.
Ik moet het woordenboek gebruiken.
Kan ik dit woordenboek gebruiken?
Weet je hoe je een woordenboek moet gebruiken?
Er ligt een woordenboek op de schrijftafel.
- Is dit jouw woordenboek?
- Is dit uw woordenboek?
- Mag ik je woordenboek even?
- Kan ik je woordenboek gebruiken?
- Mag ik je woordenboek gebruiken?
Hij is een lopend woordenboek.
Dat is mijn woordenboek.
Ik wil dit woordenboek kopen.
Ik heb precies hetzelfde woordenboek.
Het is een woordenboek.
Ik heb het woordenboek.
Ik heb een woordenboek.
Ik had een woordenboek.
- Hij wil zich een nieuw woordenboek aanschaffen.
- Hij wil een nieuw woordenboek aanschaffen.
- Hij wil een nieuw woordenboek kopen.
Welk onlinewoordenboek gebruik je het meest?
- Iedereen mag dit woordenboek gebruiken.
- Iedereen mag van dit woordenboek gebruikmaken.
Dat is mijn woordenboek.
Weet je hoe je een woordenboek moet gebruiken?
- Hij wil zich een nieuw woordenboek aanschaffen.
- Hij wil een nieuw woordenboek aanschaffen.
Het woordenboek op het bureau is van mij.
Zij kocht ook het woordenboek.
Ik wil een goedkoop woordenboek kopen.
Het woordenboek is bij.
Dit woordenboek is van mij.
Heb je een Engels woordenboek?
Dat woordenboek is van mij.
Heeft Emily een woordenboek?
Dit woordenboek is duur.
Dit woordenboek is niet goed.
Heeft Tom een woordenboek?
Dit woordenboek is volstrekt nutteloos.
Waarom kocht je zo'n duur woordenboek?
- Zoek de nieuwe woorden op in je woordenboek.
- Zoek de nieuwe woorden op in uw woordenboek.
Ik gaf mijn zus een woordenboek.
Ik gaf mijn broer een woordenboek.
Kun je mij je woordenboek lenen?
Zoek de uitdrukking op in je woordenboek.
Ik heb een woordenboek in mijn hand.
Dat is mijn woordenboek.
- Je mag mijn woordenboek gebruiken.
- Jullie mogen mijn woordenboek gebruiken.
Ik heb haar haar woordenboek teruggegeven.
- Wiens woordenboek is dit?
- Van wie is dit woordenboek?
Dit woordenboek is niet van mij.
Er ligt een woordenboek op de schrijftafel.
Dat is mijn woordenboek.
Hij gebruikt hetzelfde woordenboek als ik.
Ik heb hetzelfde woordenboek als je broer.
Ik heb een goed woordenboek nodig.
Mijn woordenboek is erg handig.
Dit is Laurie haar woordenboek.
Zij kocht ook het woordenboek.
Zij kocht ook dat woordenboek.
- Mag ik dit woordenboek lenen?
- Kan ik dit woordenboek lenen?
Dat is het woordenboek dat ik alle dagen gebruik.
- Mag ik jouw woordenboek lenen?
- Mag ik uw woordenboek lenen?
Tom gaf Maria een Frans woordenboek.
Het woord staat niet in mijn woordenboek.
Ik heb mijn woordenboek beneden laten liggen.
Ik heb een Japans-Engels woordenboek nodig.
Niet elke student heeft een woordenboek.
Dit is het beste woordenboek dat ik heb.
Je mag altijd mijn woordenboek gebruiken.
Ik heb geen geld om een woordenboek te kopen.
Ik controleer de woorden in mijn woordenboek.
Allereerst moet u in het woordenboek zoeken.
Hun werk is het toevoegen van voorbeelden aan het woordenboek.
Het woordenboek bevat ongeveer een half miljoen woorden.
Het woordenboek bevat ongeveer een half miljoen woorden.
Dit is hetzelfde woordenboek als ik heb.
Als je nieuwe woorden tegenkomt, moet je ze opzoeken in het woordenboek.
Dit woordenboek lijkt mij nuttig voor beginners.
Dit woordenboek is niet de meest recente versie.
- Heb je een Engels woordenboek?
- Hebben jullie een Engels woordenboek?
- Hebt u een Engels woordenboek?
Ik zou niet alleen het leerboek moeten gebruiken, maar ook het woordenboek.