Examples of using "Wäscht" in a sentence and their dutch translations:
Hij wast zich.
Hij wast zijn haar.
- Hij is de auto aan het wassen.
- Hij wast de auto.
Tom is zijn auto aan het wassen.
Hij wast zijn auto.
- Tom doet de afwas.
- Tom doet de vaat.
Hij wast mijn sla.
- Hij is de auto aan het wassen.
- Hij wast de auto.
Hij wast zijn haar.
De vrouw wast haar gezicht.
Maria is haar haar aan het wassen.
Hij is de auto aan het wassen.
De vrouw wast haar gezicht.
Maria wast haar gezicht.
Hij wast zijn haar.
Hij wast de fiets elke week.
De jongen wast zich in de badkamer.
De vrouw wast haar gezicht.
Tom is zijn haar aan het wassen.
Mijn vader doet dikwijls de afwas.
Tom wast zijn haar elke dag.
Tom wast zijn haar vrijwel dagelijks.
De man die de auto aan het wassen is, is meneer Jones.
Als de ene hand de ander wast, worden ze allebei schoon.
De jongen die de auto aan het wassen is, is mijn broer.
Tom wast zijn haar zonder een shampoo te gebruiken.
Ik betaalde mijn zoon vijf dollar om mijn auto te wassen.
Ik betaalde mijn zoon vijf dollar om mijn auto te wassen.
Als je slechts 5 seconden of 10 seconden wast, zijn je handen nog steeds bedekt.
Door armoede en onderontwikkeling gaan er ook veel rare verhalen rond: dat je geen ebola krijgt door je in zout water te wassen bijvoorbeeld.