Examples of using "März" in a sentence and their dutch translations:
Eind maart gaan we trouwen.
Eind maart gaan we trouwen.
Toms verjaardag is 25 maart.
Mijn verjaardag is 22 maart.
Vandaag is het vijf maart.
Eind maart gaan we trouwen.
Het is vandaag zevenentwintig maart.
Mijn verjaardag is 22 maart.
Eind maart gaan we trouwen.
15 maart wordt mijn laatste schooldag.
- De zitting is verdaagd tot 1 maart 15.00 uur.
- De zitting is verdaagd tot 1 maart, vijftien uur.
Ik ben geboren op 23 maart 1969, in Barcelona.
Gelieve de boeking opnieuw voor 10 maart te bevestigen.
Mensen die tussen januari en maart geboren zijn, graag hier verzamelen.
Januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november, december.
Op het noordelijk halfrond begint de lente in maart en eindigt in juni.
In maart is de grond nog te koud om iets in de tuin te planten.
Hij was de hoogste maarschalk in Parijs toen de geallieerden op 30 maart aanvielen.
Januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en december zijn de twaalf maanden van het jaar.
Begin maart viel de dooi in en lag het meer al gauw vol ijsschotsen, en op één daarvan zat een klein, eenzaam poesje.