Examples of using "Kamel" in a sentence and their dutch translations:
Tom reed op een kameel.
Ze reed op een kameel.
- Dit is Toms kameel.
- Dit is de kameel van Tom.
Een kameel is, zogezegd, een schip in de woestijn.
Hij weet hoe hij een kameel moet berijden.
Deze kameel is zo tam dat iedereen erop kan rijden.
Als ge een kameel benadert, loopt ge het risico gebeten te worden.
Zie je die wolk daarginds die haast op een kameel lijkt?
"Kan je dit dier identificeren?" "Natuurlijk, het is een kameel!" "Verkeerd! Een dromedaris!"
Het is niet moeilijk om kamelen te onderscheiden van dromedarissen, want terwijl de dromedaris maar één bult heeft, heeft de kameel er twee.