Examples of using "Faul" in a sentence and their dutch translations:
Jullie zijn zo lui!
Ik ben lui.
Hij is lui.
Je bent lui!
Ze zijn lui.
We zijn lui.
Tom is lui.
Hij is lui.
Deze appel is verrot.
Die student is lui.
De studenten zijn lui.
Tom is erg lui.
Mijn man is lui.
Die appels zijn rot.
Jullie zijn zo lui!
Ik ben gewoon lui.
Hij is lui.
Zij veracht mensen die lui zijn.
Met andere woorden, hij is lui.
Hij is zo lui als een varken.
Het stinkt.
Voor zover ik weet, is hij niet lui.
Ik ben te lui om mijn huiswerk te maken.
Tom is lui en is altijd zo geweest.
Mijn man is lui.
Als hij niet lui geweest was, had hij rijk kunnen zijn.
Hij is luier dan ooit.