Examples of using "Pencils" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb kleurpotloden nodig.
- Heb jij potloden?
- Hebben jullie potloden?
Ik kocht 24 potloden.
Ik heb geen enkel potlood.
Jouw potloden moeten geslepen worden.
Dit zijn mijn potloden.
Leg je potloden neer.
Ik heb kleurpotloden nodig.
Tom sleep de potloden.
Heb jij potloden?
Deze potloden moeten geslepen worden.
Ik kocht 24 potloden.
Zijn dit jouw potloden?
Ik kocht drie potloden.
Geef me wat potloden.
Ze hebben hun potloden geslepen.
- Zijn dit de potloden van Tom?
- Zijn dit Toms potloden?
- De potloden worden per dozijn verkocht.
- De potloden worden per twaalf verkocht.
Ik heb geen potloden.
Heeft u potloden?
Er zijn vijf potloden hier.
- Heb jij potloden?
- Heeft u potloden?
Al deze potloden zijn van mij.
- Ik heb vandaag een dozijn potloden gekocht.
- Ik heb vandaag een twaalftal potloden gekocht.
Hij had een paar potloden moeten kopen.
Hoeveel potloden heb je?
De potloden worden per twaalf verkocht.
Ik heb veel potloden.
Tegenwoordig gebruiken niet veel studenten nog potloden.
- Hoeveel potloden heb je gekocht?
- Hoeveel potloden heeft u gekocht?
- Hoeveel potloden hebben jullie gekocht?
Ik heb geen potlood.
Ik heb een nieuw notitieboekje en een paar potloden gekocht.
Hij heeft twee potloden. De ene is lang en de andere is kort.
Hij heeft twee potloden; het ene is lang en het andere kort.
Hier zijn twee potloden: een hard en een zacht.
- Hoeveel pennen heeft u?
- Hoeveel pennen hebben jullie?
Hij heeft twee potloden. De ene is lang en de andere is kort.