Translation of "Ordered" in Dutch

- I ordered pizza.
- I ordered a pizza.

- Ik heb een pizza besteld.
- Ik heb pizza besteld.

I ordered sushi, and John ordered tempura.

Ik bestelde sushi en John bestelde tempura.

Tom ordered pizza.

Tom bestelde pizza.

Who ordered pizza?

Wie heeft pizza besteld?

I ordered pizza.

Ik heb pizza besteld.

Sami ordered coffee.

Sami bestelde koffie.

Tom ordered coffee.

Tom bestelde koffie.

Sami ordered flowers.

- Sami bestelde bloemen.
- Sami heeft bloemen besteld.

Sami ordered pizza.

Sami bestelde pizza.

I ordered two hamburgers.

Ik heb twee hamburgers besteld.

He ordered us steaks.

Hij bestelde biefstuk voor ons.

Tom ordered a drink.

- Tom heeft een glaasje besteld.
- Tom heeft een drankje besteld.

We've ordered a pizza.

We hebben een pizza besteld.

Have you already ordered?

Heeft u al besteld?

He ordered a beer.

Hij heeft een bier besteld.

I ordered new furniture.

Ik bestelde nieuwe meubels.

I ordered a pizza.

Ik heb een pizza besteld.

Tom ordered mineral water.

Tom bestelde mineraalwater.

Tom ordered a beer.

Tom bestelde een biertje.

Tom ordered a pizza.

Tom bestelde een pizza.

Who ordered this pizza?

Wie bestelde deze pizza?

Sami ordered four pizzas.

Sami bestelde vier pizza's.

Tom ordered three pizzas.

Tom bestelde drie pizza's.

Tom ordered orange juice.

Tom bestelde sinaasappelsap.

Sami ordered a pizza.

Sami bestelde een pizza.

Sami ordered some pizza.

Sami bestelde wat pizza.

Sami ordered the pizza.

Sami bestelde de pizza.

I only ordered coffee.

Ik heb alleen koffie besteld.

- This isn't what I ordered.
- This is not what I ordered.

Dit is niet wat ik heb besteld.

I ordered pizza by telephone.

Ik heb pizza besteld met de telefoon.

Nobody here ordered a pizza.

Hier heeft niemand een pizza besteld.

I've ordered you a hamburger.

Ik heb een hamburger voor je besteld.

She ordered an ice cream.

Ze bestelde een ijsje.

They ordered a large pizza.

Ze bestelden een grote pizza.

Tom ordered pizza for everyone.

Tom heeft voor iedereen pizza besteld.

Have you ordered the pizza?

Heb je de pizza besteld?

Tom ordered an ice cream.

Tom bestelde een ijsje.

Tom ordered an apple juice.

Tom bestelde een appelsap.

I already ordered the pizza.

Ik heb al pizza besteld.

Sami ordered a vegan dish.

Sami bestelde een veganistisch gerecht.

I ordered frogs and noodles.

Ik bestelde pasta carbonara met erwten.

Tom and Mary ordered steaks.

Tom en Maria bestelden biefstukken.

- He ordered them to release the prisoners.
- He ordered them to release the prisoner.

Hij beval hen om de gevangenen vrij te laten.

- I ordered two teas and three coffees.
- I've ordered two teas and three coffees.

- Ik heb twee thees en drie koffies besteld.
- Ik heb twee thee en drie koffie besteld.
- Ik heb twee kopjes thee en drie kopjes koffie besteld.

I ordered those books from Germany.

Ik heb deze boeken in Duitsland besteld.

He ordered me to stand up.

- Hij gaf me het bevel om op te staan.
- Hij beval me op te staan.

He ordered a cup of tea.

Hij bestelde een kop thee.

I ordered some books from London.

Ik heb enkele boeken besteld uit Londen.

He ordered the dog to sit.

Hij beval de hond te gaan zitten.

I ordered sushi, and John tempura.

Ik bestelde sushi en John tempura.

Tom ordered a cup of tea.

Tom bestelde een kopje thee.

Tom ordered a non-alcoholic drink.

Tom bestelde een alcoholvrij drankje.

This is not what I ordered.

Dit is niet wat ik besteld heb.

She ordered the room to be swept.

Ze gaf de opdracht de kamer schoon te maken.

I ordered a pizza on the phone.

- Ik heb telefonisch een pizza besteld.
- Ik heb per telefoon een pizza besteld.

I ordered two teas and three coffees.

- Ik heb twee thees en drie koffies besteld.
- Ik heb twee thee en drie koffie besteld.
- Ik heb twee kopjes thee en drie kopjes koffie besteld.

Sorry, but that's not what I ordered.

Excuseer, maar dit heb ik niet besteld.

He ordered them to release the prisoners.

Hij beval hen om de gevangenen vrij te laten.

- Who ordered pizza?
- Who's the pizza for?

Voor wie is de pizza?

We ordered French fries and soft drinks.

- We bestelden friet en frisdrank.
- We bestelden frietjes en frisdrank.
- We bestelden patat en frisdrank.

Mary ordered a cup of hot chocolate.

Marie bestelde een kop warme chocolademelk.

Sami ordered French fries, wings, and oysters.

- Sami bestelde patat, kippenvleugels en oesters.
- Sami bestelde friet, kippenvleugels en oesters.
- Sami bestelde frietjes, kippenvleugels en oesters.

Today is mom's birthday. I ordered a cake.

Vandaag is het m'n moeder haar verjaardag. Ik heb een taart besteld.

You ordered the dog to sit, didn't you?

Je hebt de hond bevolen te gaan zitten, nietwaar?