Translation of "Rood" in German

Rood alarm!

Alarmstufe Rot!

- Kersen zijn rood.
- De kersen zijn rood.

Kirschen sind rot.

- Jouw ogen zijn rood.
- Uw ogen zijn rood.
- Jullie ogen zijn rood.

- Deine Augen sind rot.
- Eure Auge sind rot.
- Ihre Augen sind rot.

- Het verkeerslicht werd rood.
- Het licht werd rood.

- Die Verkehrsampel wurde rot.
- Die Ampel wurde rot.

- Je lippen zijn rood.
- Jouw lippen zijn rood.

- Deine Lippen sind rot.
- Ihre Lippen sind rot.
- Eure Lippen sind rot.

- Je bloed is rood.
- Uw bloed is rood.

Dein Blut ist rot.

Zij werd rood.

- Sie wurde rot.
- Sie errötete.
- Sie lief rot an.

Rood is beter.

Rot ist besser.

Appels zijn rood.

Äpfel sind rot.

Hij werd rood.

- Er errötete.
- Er wurde rot.

Kersen zijn rood.

Kirschen sind rot.

Javier werd rood.

Javier wurde rot.

Javier wordt rood.

Javier wird rot.

Tom werd rood.

Tom wurde rot.

Zij zijn rood.

Sie sind rot.

Tom wordt rood.

Tom wird rot.

Bloed is rood.

Blut ist rot.

Je wordt rood.

- Du wirst rot.
- Sie werden rot.
- Ihr werdet rot.

Het is rood.

Das ist rot.

Is het rood?

Ist es rot?

- Het verkeerslicht werd rood.
- Het verkeerslicht sprong op rood.

- Die Verkehrsampel wurde rot.
- Die Ampel wurde rot.

- Waarom zijn je ogen rood?
- Waarom zijn uw ogen rood?
- Waarom zijn jullie ogen rood?

- Warum hast du rote Augen?
- Warum haben Sie rote Augen?

- Ik houd van rood vlees.
- Ik hou van rood vlees.

Ich liebe rotes Fleisch.

- De neus van Tom was rood.
- Toms neus was rood.

Tom hatte eine rote Nase.

Het signaal was rood.

- Das Signal war rot.
- Die Ampel war rot.

Ongewild werd ik rood.

Ungewollt errötete ich.

Jouw hoofd is rood.

- Du bist rot im Gesicht.
- Sie haben ein rotes Gesicht.

Haar wangen waren rood.

Ihre Wangen waren rot.

Deze appel is rood.

- Der Apfel ist rot.
- Dieser Apfel ist rot.

Tom draagt nooit rood.

Tom trägt nie Rot.

De hond is rood.

Der Hund ist rot.

Het verkeerslicht werd rood.

- Die Verkehrsampel wurde rot.
- Die Ampel wurde rot.
- Die Ampel hat auf Rot geschaltet.

Zijn ogen zijn rood.

Seine Augen sind rot.

De appel is rood.

Der Apfel ist rot.

Mijn potlood is rood.

Mein Stift ist rot.

Dit potlood is rood.

Dieser Stift ist rot.

Rood past bij jou.

- Rot steht dir.
- Rot steht euch.
- Rot steht Ihnen.

Mijn ogen zijn rood.

Ich habe rote Augen.

De kers is rood.

Die Kirsche ist rot.

Mijn auto is rood.

Mein Auto ist rot.

Elke appel is rood.

Jeder Apfel ist rot.

Welke vrucht is rood?

Welche Frucht ist rot?

De zon is rood.

Die Sonne ist rot.

De lucht was rood.

Der Himmel war rot.

De appels zijn rood.

Die Äpfel sind rot.

De bloem is rood.

Die Blume ist rot.

Haar boek is rood.

Ihr Buch ist rot.

De vogels zijn rood.

Die Vögel sind rot.

Tom heeft rood haar.

Tom hat rote Haare.

Zijn mijn oren rood?

- Habe ich rote Ohren?
- Sind meine Ohren rot?

Het boek is rood.

Das Buch ist rot.

Het huis is rood.

Das Haus ist rot.

Is de appel rood?

Ist der Apfel rot?

De telefoon is rood.

Das Telefon ist rot.

Liever dood dan rood.

Lieber tot als rot.

Je bloed is rood.

Dein Blut ist rot.

Haar gezicht was rood.

Ihr Gesicht war rot.

De bloemen zijn rood.

Die Blumen sind rot.

Zijn wangen werden rood.

Er bekam rote Wangen.

Haar nagels zijn rood.

Ihre Nägel sind rot.