Translation of "Dank" in German

- Bedankt! - Geen dank.
- "Dank u." "Geen dank."

- „Danke!“ – „Keine Ursache!“
- „Danke!“ – „Bitte!“
- „Danke!“ – „Nichts zu danken!“

- Bedankt!
- Dank u wel!
- Dank je wel!
- Dank u.
- Dank je!
- Dankjewel!

- Danke!
- Danke.

- Dank je wel.
- Dank je.

Danke dir.

- Hartelijk dank!
- Duizend maal dank!

Tausend Dank!

- Bedankt!
- Dank u wel!
- Dank je wel!
- Dank u.
- Ik dank u.
- Dankjewel!

- Danke!
- Danke.

- Bedankt!
- Dank u wel!
- Dank je wel!
- Dank u.
- Ik dank u.
- Bedankt.

Ich danke dir.

- "Bedankt." "Graag gedaan."
- Bedankt! - Geen dank.
- "Dank u." "Geen dank."
- "Dank je." "Graag gedaan."

„Danke!“ – „Bitte!“

- Bedankt!
- Dank u wel!
- Dank je wel!
- Dank u.
- Bedankt.

- Danke!
- Danke.

- Bedankt!
- Dank u wel!
- Dank je wel!
- Dank je!
- Dankjewel!

Danke!

- Hartelijk bedankt.
- Hartelijk dank.
- Veel dank.

Danke sehr!

- Dank u.
- Ik dank u.
- Bedankt.

- Ich danke dir.
- Ich danke euch.
- Ich danke Ihnen.

- Bedankt!
- Dank u wel!
- Dank je wel!
- Dank u.
- Ik dank u.
- Bedankt.
- Wij danken u.
- Dank je!
- Dankjewel!

- Danke!
- Danke.

Hartelijk dank!

Danke schön.

Dank u.

- Danke!
- Danke.

Dank je!

Danke!

- "Bedankt." "Graag gedaan."
- "Dank u." "Geen dank."
- "Dank je." "Graag gedaan."

- „Danke!“ – „Keine Ursache!“
- „Danke!“ – „Bitte!“
- „Danke!“ – „Nichts zu danken!“

- Bedankt!
- Dank u wel!
- Dank je wel!

Danke!

- "Bedankt." "Graag gedaan."
- "Dank u." "Geen dank."

- „Danke!“ – „Bitte!“
- „Danke!“ – „Nichts zu danken!“

- Bedankt!
- Dank u wel!
- Dank je wel!
- Dankjewel!

Danke!

Dank je wel.

Danke schön.

Dank jullie wel.

Danke.

God zij dank.

- Gott sei Dank.
- Gott sei Dank!

Goed, dank je.

Gut, danke.

Ik dank u.

Ich bedanke mich.

Dankjewel, dank je.

Vielen Dank. Danke.

Bij voorbaat dank.

Danke im Voraus!

Duizend maal dank!

Tausend Dank!

Hartelijk dank daarvoor.

Dank dafür.

- Dank je wel voor gisteren.
- Dank u wel voor gisteren.

Danke für gestern.

- Dank u voor uw verslag.
- Dank je voor je verslag.

Danke für deinen Bericht.

- Bedankt, maat!
- Dank je wel, makker!
- Dank je wel, kerel.

Danke, Kumpel!

Dank u wel, dokter.

Vielen Dank, Herr Doktor.

- Graag gedaan.
- Geen dank.

- Bitte schön.
- Gern geschehen.

- Bedankt!
- Dank u.
- Bedankt.

- Danke!
- Danke.

- Dank je wel!
- Dankjewel!

Danke!

Ha! Dank u, liefste.

Ah, danke, mein Lieber.

- God zij dank.
- Godzijdank.

Gott sei Dank.

"Hatsjoe!" "Gezondheid!" "Dank je."

„Hatschi!“ „Gesundheit!“ „Danke!“

Tegen wil en dank.

Willens nillens.

"Dank je." "Graag gedaan."

- „Danke!“ – „Bitte!“
- „Danke!“ – „Nichts zu danken!“
- „Danke!“ – „Gerne!“

- Ik ben oké, dank je.
- Ik ben in orde, dank je.

Es geht mir gut, danke.

- Met mij gaat het goed, dank u.
- Ik ben oké, dank je.
- Ik ben in orde, dank je.

- Es geht mir gut, danke.
- Mir geht’s gut. Danke!

- Heel erg bedankt!
- Hartelijk bedankt!
- Hartelijk dank!
- Heel hartelijk bedankt.
- Duizend maal dank!
- Ik dank je van ganser harte.

Herzlichen Dank!

- Bedankt, vriend!
- Bedankt, maat!
- Dank je wel, makker!
- Dank je wel, kerel.

Danke, Kumpel!

- Nee, bedankt.
- Nee, dank u.

Nein, danke.

Heel goed, dank je wel.

Sehr gut, danke.

Dank je voor het cadeau.

Danke für das Geschenk.

Dank je wel jullie beiden!

Danke, ihr zwei!

Zeg toch minstens "Dank u".

Du solltest wenigstens "danke" sagen.

Dank je voor je praline.

Danke für deine Praline.

Dank u voor uw moeite.

Danke für deine Bemühungen.

Dank je voor het luisteren.

Danke fürs Zuhören.

- Ik dank u met heel mijn hart.
- Ik dank je van ganser harte.

Ich danke dir von ganzem Herzen.

- Ik dank u van ganser harte.
- Ik dank u met heel mijn hart.

- Ich danke Ihnen von ganzem Herzen.
- Ich danke Ihnen von Herzen.

- Neen dank u, ik kijk maar wat.
- Nee, dank u. Ik kijk wat rond.

- Nein, danke. Ich schaue mich nur um.
- Nein danke, ich schaue nur.
- Nein, danke. Ich schaue mich etwas um.