Translation of "Speelde" in English

- Je speelde.
- U speelde.
- Jullie speelden.

You played.

Ik speelde.

I was playing.

Je speelde.

You played.

Maria speelde.

Marie played.

Hij speelde.

He played.

Sami speelde.

Sami was gambling.

Ik speelde voetbal, en mijn zus speelde tennis.

- I played football and my sister played tennis.
- I played soccer and my sister played tennis.

Ze speelde basketbal.

She played basketball.

Ze speelde viool.

- She played on the violin.
- She played the violin.

Hij speelde piano.

- He was playing the piano.
- He played the piano.

Hij speelde tennis.

He played tennis.

Hij speelde Hamlet.

He played the part of Hamlet.

Niemand speelde vals.

No one cheated.

Tom speelde vals.

Tom cheated.

Tom speelde piano.

Tom played the piano.

Tom speelde gitaar.

Tom played the guitar.

Ik speelde gitaar.

I played guitar.

Speelde je tennis?

Did you play tennis?

Ik speelde golf.

I used to play golf.

Sami speelde voetbal.

Sami played football.

Tom speelde voetbal.

Tom played soccer.

Tom speelde tennis.

Tom was playing tennis.

Hij speelde graag honkbal.

He enjoyed playing baseball.

Ik speelde met vrienden.

I played with friends.

Oostenrijk speelde tegen Australië.

Austria played against Australia.

Ze speelde prachtig piano.

She played the piano beautifully.

Iedereen speelde ontzettend goed.

Everyone played extremely well.

Tom speelde met ons.

Tom played with us.

Zij speelde elke zondag tennis.

She used to play tennis every Sunday.

Ze speelde behoorlijk goed piano.

She played the piano well enough.

Ik speelde met mijn broer.

I played with my brother.

- Hij speelde vals.
- Hij bedroog.

He was cheating.

- Ik speelde tennis.
- Ik tenniste.

- I played tennis.
- I was playing tennis.

Hij speelde met zijn kat.

He played with his cat.

Gisteren speelde ik met Tony.

Yesterday I played with Tony.

Jane speelde geen tennis, nietwaar?

Jane didn't play tennis, did she?

Tom speelde gisteren geen badminton.

Tom didn't play badminton yesterday.

Tom speelde met zijn eten.

Tom toyed with his food.

Sami speelde met zijn kleinkinderen.

Sami played with his grandchildren.

Het orkest speelde wondermooie symfonieën.

The orchestra played wonderful symphonies.

- Ze speelde een melodie op de piano.
- Ze speelde een deuntje op de piano.

She played a tune on the piano.

Dick speelde piano en Lucy zong.

- Dick played the piano and Lucy sang.
- Dick played piano and Lucy sang.

Hij speelde piano en zij zong.

He played the piano and she sang.

Hij speelde Hamlet op het toneel.

He played Hamlet on stage.

Hij speelde de rol van Hamlet.

He played the part of Hamlet.

Ik speelde vaak tennis met hem.

I would often play tennis with him.

Tom speelde piano en Mary zong.

Tom played the piano and Mary sang.

De kat speelde met de speelgoedmuis.

The cat played with the toy mouse.

Hij speelde vals tijdens het kaarten.

- He cheated at cards.
- He cheated while playing cards.

Ze speelde een wals op de piano.

She played a waltz on the piano.

Ik wist niet dat jij hobo speelde.

- I didn't know you played the oboe.
- I didn't know that you played the oboe.

- Ik was aan het spelen.
- Ik speelde.

I was playing.

Toen ik klein was speelde ik viool.

I played violin when I was a kid.