Examples of using "البيانو" in a sentence and their dutch translations:
Maria speelt piano.
Betty kan piano spelen.
Wie heeft de piano uitgevonden?
Mijn moeder kan goed piano spelen.
Zij kan piano spelen.
Hij speelt piano.
Kan je pianospelen?
Ik kan niet de piano spelen.
Jim begeleidde haar op de piano.
- Het meisje dat piano speelt is mijn zuster.
- Het meisje aan de piano is mijn zuster.
Ze heeft een dochter die pianiste is.
Betty kan piano spelen.
Sta je me toe om piano te spelen?
Hij speelt erg goed piano.
Ze kan niet zo goed piano spelen.
- Wie is jouw lievelingspianist?
- Wie is uw lievelingspianist?
Toen ik de kamer binnenkwam was ze piano aan het spelen.
Wat is het verschil tussen een viool en een piano? Een piano brandt langer.