Examples of using "Hamburger" in a sentence and their dutch translations:
Ik at een hamburger.
De meeste Amerikanen houden van hamburgers.
Hoe veel hamburgers zijn er?
Tom at een hamburger.
- Hoeveel hamburgers heb je gegeten?
- Hoeveel hamburgers heeft u gegeten?
- Hoeveel hamburgers hebben jullie gegeten?
Ik heb twee hamburgers besteld.
Ik heb een hamburger voor je besteld.
Ik heb een hamburger gegeten bij McDonald's.
Veel Amerikanen eten hamburgers.
Tom is goed in het maken van hamburgers.
Geef me alsjeblieft een hamburger.
Ik wilde alleen een hamburger.
Wil jij spaghetti of hamburgers als avondeten?