Examples of using "Aynı" in a sentence and their dutch translations:
We zijn even oud.
Ik ben even oud.
- Ik ook.
- Insgelijks.
- Idem.
- Hetzelfde.
- Voor u ook.
- Voor u hetzelfde.
- Jij ook.
- U ook.
- Jullie ook.
- Ik ook!
- Ik denk hetzelfde.
- Ik ben dezelfde mening toegedaan.
- Ik ben het daarmee eens.
We zijn het eens.
Het gaat om hetzelfde ding.
Deze shirts zijn hetzelfde. Ze hebben dezelfde kleur. .
We zitten in hetzelfde schuitje.
We zijn op dezelfde dag geboren.
- Denk je er ook zo over?
- Voel je je ook zo?
We gaan naar dezelfde school.
ze wordt ook steeds meer opeengepakt
hij is even oud als ik;
luister er ook naar.
Ook glibberig.
We hebben dezelfde principes.
Ze zijn van dezelfde leeftijd.
Zijn ze allemaal gelijk?
Zitten we in hetzelfde hotel?
- Ik ben het niet eens.
- Ik ga niet akkoord.
- Ik voel me ook zo.
- Ik ben het daarmee eens.
Zij gaan akkoord.
Ze zijn van dezelfde leeftijd.
Hij is net zo oud als ik.
Ik ben het met hem eens.
We werken in hetzelfde ziekenhuis.
Ik ben het daarmee eens.
Ik was het met haar eens.
Wij zijn op hetzelfde niveau.
We zitten allemaal in hetzelfde schuitje.
Ik heb hetzelfde besloten.
Mannen zijn allemaal hetzelfde!
We zaten in dezelfde bus.
Iedereen is het eens.
Het is dezelfde wijn.
We staan aan dezelfde kant.
Zelfs als je de volgorde van de woorden behoudt
En daarnaast... ...zit het hier vol met krabben.
Deze ook trouwens, kijk.
dan was het net zo irrelevant.
We gaan ook toekomstige toepassingen ontwikkelen
Ik ben van jouw leeftijd.
Ik kwam steeds terug bij dezelfde artikelen
Je hebt weer dezelfde fout gemaakt.
Deze dozen zijn even groot.
Komkommers zijn verwant aan watermeloenen.
Ik kan het niet met je eens zijn.
Het is me allemaal gelijk.
We wonen allemaal in hetzelfde studentenhuis.
- We wonen allen in dezelfde buurt.
- We wonen allemaal in dezelfde buurt.
We arriveerden tegelijkertijd.
Maandagen zullen nooit meer hetzelfde zijn.
Ze begonnen tegelijkertijd.
U hebt dezelfde fout gemaakt.
Ze komen uit hetzelfde land.
Het is altijd hetzelfde.
Het leven blijft nooit hetzelfde.
We zijn op dezelfde dag geboren.
Iedereen zegt hetzelfde.
- Het merendeel van de mensen gaat akkoord.
- De meeste mensen zijn het eens.
- De meeste mensen zijn het ermee eens.
- Ik ben het ermee eens.
- Ik ben dezelfde mening toegedaan.
Maak dezelfde fout niet nog eens.
Ze werden verliefd op dezelfde kerel.
We zitten in hetzelfde schuitje.
- Ik zou me ook zo voelen.
- Ik zou ook zo denken.
Bent u het niet eens?
We stapten toevallig op dezelfde bus.
Niets blijft hetzelfde.
Wij zijn het met hem eens.
Je bent het met hem eens.
- Tom denkt er ook zo over.
- Tom voelt zich ook zo.
Ik heb dezelfde vraag.
We zitten niet bij hetzelfde team.
We zijn het allebei ermee eens.
Tom heeft het zelfde ding gedaan.
Zijn jullie het eens met Tom?
Ben je het met hem eens?
- We zitten in hetzelfde team, toch?
- We zitten toch in hetzelfde team?
Ik ben het niet met hem eens.
Wij hebben niet de zelfde waarden.
- Ik heb hetzelfde probleem als gij.
- Ik heb dezelfde problemen zoals jij die hebt.
- Ik heb hetzelfde probleem als jij.
We hebben dezelfde genen.
Ik was het niet oneens.
- Kerstmis zal niet hetzelfde zijn zonder jou.
- Kerstmis zal niet hetzelfde zijn zonder u.
- Kerstmis zal niet hetzelfde zijn zonder jullie.
Ik ben het niet eens.
Op dit punt ben ik het met je eens.
We leven allemaal onder dezelfde hemel, maar onze horizon is verschillend.
Hij is ongeveer even oud als jij.
Ze is ongeveer even oud als ik.
- Ik ben niet akkoord.
- Ik ben het niet eens.
- Ik ga niet akkoord.
Je bent opgewonden maar ook nerveus