Examples of using "Coser" in a sentence and their dutch translations:
Kan je naaien?
Ik hou van naaien.
Ze kan heel goed naaien.
Ik heb een nieuwe naaimachine gekocht.
Ik kan niet naaien of borduren.
Kan je deze knopen voor me vastnaaien?
Ze kan heel goed naaien.
Maria kan heel goed naaien.
Ze vroeg me of ik kon naaien.
Heb je een naald om deze knopen mee vast te naaien?
en een ononderbroken stuk naaigaren.
Maria weet niks van naaien of breien.
Mijn moeder gaf me een naaimachine.
Ik heb draad nodig om deze knoop aan te naaien.
Mijn moeder heeft me haar naaimachine gegeven.
Er is niet genoeg licht in deze kamer om te kunnen naaien.
Ze stopte met naaien en dronk wat thee.
- Je kan erg goed naaien.
- Je bent erg goed in naaien.