Examples of using "стоят" in a sentence and their dutch translations:
Iedereen staat.
Hoeveel kost die broek?
Hoeveel kosten ze?
Hoeveel kost deze klok?
Houten stoelen zijn duur.
Hoeveel kost die broek?
Dit horloge is duur.
Meestal staan er taxi's voor het station.
Wat kosten de sinaasappels?
De zonnebril kost twintig euro.
De reizen naar de eilanden zijn niet goedkoop.
Naast de tafel staan twee stoelen.
De perzikbomen zijn in de bloei.
Er staan twee borden op tafel.
- Tussen woord en daad staat een hoge berg.
- Zeggen en doen is twee.
- Zeggen en doen verschilt wel tien roen.
- Tussen doen en zeggen lange mijlen leggen.
Staan ooievaars echt op één poot?
Shampoo en tandpasta zijn dezelfde prijs.
Iedere kamer is met een groot bureau uitgerust.
Het is het seizoen voor paddestoelen, daarom zijn ze zo goedkoop.
De perzikbomen zijn in de bloei.
Er staan twee borden op tafel.
dat ze tot iets behoren dat groter is dan hun problemen.
- Tom en Mary staan al een uur lang voor de spiegel.
- Tom en Mary staan al een uur voor de spiegel.
Uit de boeken die in de kast staan mag je in geen geval plaatjes knippen.
In de kamer staan bedden, vastgeschroefd aan de vloer. Daarop zitten en liggen mensen in blauwe ziekenhuiskleding en net als vroeger met mutsjes op. Dat zijn de gekken.