Examples of using "Ключ" in a sentence and their dutch translations:
Breng de sleutel.
- Dit is uw sleutel.
- Dit is jouw sleutel.
- Dit is jullie sleutel.
- Dit is je sleutel.
- Hier is uw sleutel.
- Hier is je sleutel.
- Hier is jullie sleutel.
Dit is jullie sleutel.
Hij zocht naar de sleutel.
- Geef me de sleutel.
- Geeft u me de sleutel.
- Ik ben de sleutel kwijt.
- Ik heb de sleutel verloren.
- Ik ben de sleutel verloren.
- Heb je de sleutel nodig?
- Hebt u de sleutel nodig?
- Hebben jullie de sleutel nodig?
- Ik ben mijn sleutel verloren.
- Ik ben mijn sleutel kwijt.
- Ik heb mijn sleutel verloren.
Waar is de sleutel?
- Ik ben mijn sleutel kwijt.
- Ik heb mijn sleutel verloren.
Ik ben mijn sleutel kwijt.
Heb je de sleutel aan Tom gegeven?
Heb je de sleutel aan Tom gegeven?
Ik moet de sleutel vinden.
Hij zocht naar de sleutel.
Hij draaide de sleutel om.
Dit is jouw sleutel.
Heb je de sleutel nodig?
- Hebt u de sleutel nodig?
- Hebben jullie de sleutel nodig?
Hier is mijn sleutel.
Hier is uw sleutel.
Hij zocht naar de sleutel.
Dit is uw sleutel.
Ik heb de sleutel gevonden.
Geef me de sleutel.
- Geef me de sleutel.
- Geeft u me de sleutel.
Dit is jullie sleutel.
Waar zou de sleutel toch zijn?
Ik ben degene die de sleutel heeft.
Hier is je sleutel.
Ik ben de sleutel kwijt.
Draai de sleutel naar links.
Draai de sleutel naar links.
John haalde een sleutel uit zijn zak.
Ik heb de sleutel gevonden waar ik naar op zoek was.
Zoals een sleutel in een slot.
Ik ben mijn sleutel aan het zoeken.
Ik denk dat ik de sleutel vergeten heb.
Waar hebt ge de sleutel gevonden?
Je bent je sleutel aan het zoeken.
We moeten de sleutel vinden.
Ik heb een sleutel.
De deur is op slot.
Ik heb mijn sleutel nodig.
Zou ik de sleutel kunnen krijgen?
Hij stak de sleutel in het slot.
Hij is de sleutel van zijn kamer kwijt.
Is dat de sleutel die je zoekt?
Waar heb je die sleutel gevonden?
Weet je waar mijn sleutel is?
Ik ben de sleutel van mijn auto verloren.
Ik ben bang dat deze sleutel niet past.
Breng me alsjeblief de loper.
John haalde een sleutel uit zijn zak.
Mijn kamersleutel graag.
Tom gaf me zijn sleutel.
Waar heb je die sleutel gevonden?
Heeft Tom nog steeds een sleutel?
Waar heb je die sleutel gevonden?
Tom legde de sleutel op de tafel.
Hier is de sleutel die ik zocht.
Ik wil Tom mijn sleutel niet geven.
Want waarom een huis afsluiten met een sleutel
Deze sleutel past niet in het slot.
Hij stak de sleutel in het slot.
Is dit misschien de sleutel die jullie zoeken?
Ze zijn vergeten de deur met de sleutel dicht te doen.
- Geef me de sleutel van dit kasteel!
- Geef me de sleutel van dit slot!
Geef me de sleutel van dit kasteel!