Examples of using "Испании" in a sentence and their dutch translations:
Madrid is de hoofdstad van Spanje.
Barcelona ligt in Spanje.
- Ik kom uit Spanje.
- Ik ben van Spanje.
Badajoz is een stad in Spanje.
Madrid is de hoofdstad van Spanje.
Hij heeft, geloof ik, in Spanje gewoond.
Hoeveel fooi geef je in Spanje?
- Ze spreken veel talen in Spanje.
- Men spreekt veel talen in Spanje.
Hij heeft, geloof ik, in Spanje gewoond.
Madrid, de hoofdstad van Spanje, is een prachtige stad.
In Spanje eet men heel laat.
In Spanje spreekt men Spaans.
- Ik heb Mattias in Spanje ontmoet.
- Ik ontmoette Mattias in Spanje.
Dit is wat ik gekocht heb in Spanje.
Sinds 1975 kent Spanje een democratie.
Ik ben op zoek naar een boek over middeleeuws Spanje.
We hebben een collega in Spanje.
- Hoeveel fooi geeft men in Spanje?
- Hoeveel fooi geef je in Spanje?
Dit is wat ik gekocht heb in Spanje.
- Ze spreken veel talen in Spanje.
- Men spreekt veel talen in Spanje.
Mijn oom leeft in het oosten van Spanje.
Hij heeft, geloof ik, in Spanje gewoond.
Mijn oom woont in Madrid, de hoofdstad van Spanje.
Ze zeggen dat hij veel over Spanje weet.
Mexico was toen nog niet onafhankelijk van Spanje.
De hoofdstad van Spanje is Madrid en de officiële taal is het Spaans.
Hij is een van de bekendste schrijvers van Spanje.
De joden werden in 1492 uit Spanje verdreven.
Ik heb een vriendin die in Spanje woont.
Madrid is de hoofdstad van Spanje en bovendien de belangrijkste stad.
Na veel overleg besloten we onze vakantie in Spanje door te brengen.
Morgen wil ik naar Madrid gaan. Het is de hoofdstad van Spanje.
Barcelona is de hoofdstad van Catalonië en de op één na grootste stad van Spanje.
In Spanje serveert men het middagmaal omstreeks 14u.
Ah! Als ik rijk zou zijn, zou ik voor mezelf een huis kopen in Spanje.
Ik heb een vriend in Spanje die vijf talen spreekt.
Haar moeder komt uit Spanje en haar vader komt uit Italië, daarom kan ze zowel Spaans als Italiaans spreken.