Examples of using "Белая" in a sentence and their dutch translations:
De hond is wit.
De hond is wit.
Het boek is wit.
Het papier is wit.
Het paard is niet wit.
Mijn hond is wit.
Dit papier is wit.
Dit paard is wit.
Mijn paard is wit.
Deze hond is wit.
Het paard is niet wit.
Papier is wit, steenkool zwart.
Ken heeft een witte hond.
We hebben een witte kat.
Haar huid is wit, zo wit als sneeuw.
Haar huid is wit, zo wit als sneeuw.
Je rug is helemaal wit.
Tom heeft een heel lichte huid.
Papier is wit, kolenstof is zwart.
Haar huid is wit, zo wit als sneeuw.
Papier is wit, kolenstof is zwart.
Ik heb een witte kat.
We hebben een witte kat.
Ze heeft een witte kat.
Ik heb een zwarte hond en nog een witte.
Het is wit.
Het papier is heel wit, maar de sneeuw is witter.
Mijn hond is wit.
- Mijn kater is wit.
- Mijn kat is wit.
Hij heeft twee katten, eentje wit, eentje zwart.
Tom heeft een witte kat.
Ik heb twee honden. De ene is wit, de andere zwart.
- Is het wit?
- Is hij wit?
Tom valt nogal uit de toon.
Ze heeft twee katten. De ene is wit en de andere is zwart.
Ik heb een witte hond en een zwarte hond.
Het witte paard is hoger dan het zwarte.
Tom heeft twee katten. De ene is wit en de andere is zwart.
We hebben twee katten; de ene is wit en de andere zwart.
Het was wit.
Ik heb een kat en een hond. De kat is zwart en de hond is wit.
Ik heb twee honden. De ene is wit, de andere zwart.
Het papier is wit; de sneeuw is ook wit. Het papier en de sneeuw zijn wit.
Ik heb twee honden. De ene is wit, de andere zwart.
- In ons huis zijn twee katten; een is wit en de andere zwart.
- In ons huis zijn twee katten, een witte en een zwarte.
Hij heeft een witte kat.
Ik heb een kat en een hond. De kat is zwart, en de hond wit.
Er ligt een wit papier op tafel.
Het is sneeuwwit.
Ze heeft een kat. De kat is wit.
- Je bent zo wit als een laken.
- U bent zo bleek als een laken.
De ene is rood en de andere is wit.
Hij had twee katten: een zwarte en een witte.
Ze heeft twee katten. De ene is wit en de andere is zwart.
We hebben twee katten; de ene is wit en de andere zwart.
Ze heeft een kat. Die kat is wit.
Het maakt niet uit of de kat zwart is of wit, als ze maar muizen vangt.